 
Episode 24 - De Metamorfosen
In de Metamorfosen schetst Ovidius het leven van de klassieke goden, stervelingen en andere mythische figuren, die telkens een dramatische gedaantewisseling (metamorfose) ondergaan. Enkele voorbeelden zijn de verandering van de nimf Daphne in een laurierboom, de gedaanteverwisseling van de jager Actaeon in een hert nadat hij de godin Diana naakt zag.
Opvallend is dat Ovidius de goden niet als verheven afschildert, maar als gewone mensen met ieder hun eigen zwakten en amoureuze verlangens. Ovidius schreef de Metamorfosen echter wel volledig in de dactylische hexameter, de traditionele versvorm voor een epos.
Beluister episode 24 en lees het script op deze pagina mee.
Selecteer een episode.
De rolverdeling van episode 24.
| Krijn ter Braak | De verteller | 
| Joost Prinsen | Neptunus | 
| Walter Crommelin | Apollo | 
| Dick van den Toorn | Ajax | 
| Evert de Jager | Odysseus | 
| Auteur: | Ovidius | 
| Vertaling: | M. d'Hane-Scheltema | 
| Bewerking en regie: | Peter te Nuyl | 
| Inspiciënt: | Leo Knikman | 
| Omroep: | NPS | 
| Uitgezonden door de: | VPRO | 
| Deze episode is uitgezonden op: | 16-02-1998 | 
Het script van episode 24.
Het script is voor u uitgeschreven door Herman en Marc Van Cauwenberghe.
 
(XII, 580-628 De dood van Achilles)
verteller: De zeegod die de watervlakten met z'n drietand temt, treurt in z'n vaderhart sinds Cycnus in een zwanenlichaam veranderd is. Hij haat Achilles om z'n wrede kracht en koestert in gedachten wraakzucht, meer dan redelijk. Als de Trojaanse oorlog bijna tien jaar heeft gesleept, spreekt hij zijn langgelokte neef Apollo aan en zegt hem:
Neptunus: Van alle zoons van Jupiter geef ik het meest om jou. Met jou ook bouwde ik de muur van Troje, wel wat zinloos, want als je nu de stad ziet aan de rand van ondergang, huil je dan niet? En al die vele doden die hun stadsmuur verdedigden, doet jou dat geen verdriet? Plaagt Hectors schim - één van de velen- jouw geweten niet sinds ie om Troje werd rondgesleurd, terwijl die woeste Griek, die wreder is dan oorlog zelf en onze muur vernielt, nog leeft: Achilles! Als ik hem zou ontmoeten, zou hij voelen wat ik met mijn drietand kan, maar daar ik zelf geen slagveld op mag rennen, moet jij hem doden, onverhoeds, met een verborgen pijl!
verteller: Apollo knikt. De wraaklust van zijn oom is ook de zijne. Gehoorzaam hult hij zich dus in een nevelkleed en mengt zich tussen de Trojaanse linies. Midden op het slagveld ontwaart hij Paris, die wat lukraak staat te schieten naar naamloze Grieken. Zich als godheid openbarend zegt hij:
Apollo: Verspil geen pijlen aan soldatenbloed! Mik op Achilles als je om Troje geeft en wraak wilt voor je dode broers.
verteller: ...en wijst op Peleus' zoon die juist een rij Trojanen met zijn wapen neermaait, draait hem met zijn boog de goede kant op en richt de pijl tot een doeltreffend en noodlottig schot. Als ooit na Hectors dood de oude Priamus kon lachen, dan was dat nu. Achilles zelf, de held die altijd won, was door die laffe Griekse vrouwenrover neergeschoten! Als hij dan toch moest sterven in onmannelijke strijd, had hij bepaald Penthesileias' dubbelbijl verkozen!
Hij die de schrik van Troje en de trots en trouwe schut der Grieken was, kleinzoon van Aeacus, ontembaar leider, werd gecremeerd. De god die eerst zijn wapens had gesmeed, bracht nu het vuur. Thans is hij as. Achilles, eens zo machtig, is nu een nietig hoopje dat niet eens een grafurn vult. Toch leeft zijn roem zo hoog, dat hij de hele wereld rondgaat en in z'n omvang recht doet aan Achilles. Daardoor ook blijf hij zichzelf gelijk en voelt geen dode schimmenwereld.
En zelfs Achilles' schild, dat kennelijk wil laten zien van wie het was, roept strijd op. Wapens vechten om zijn wapens. Wie eist ze op? Geen zoon van Tydeus, ook niet die van Oileus, geen Atreuszoons, de jongste noch de oudste, tevens sterkste, geen ander die dat waagt, alleen de zoons van Telamon en van Laërtes toonden zoveel eigendunk en eerzucht. Maar Agamemnon schuift die lastige beslissing weg en mijdt rancunes door de Griekse leiders in het scheepskamp voor dit geschil bijeen te roepen tot een scheidsgerecht.
(XIII:1-122 Het debat over de wapens: Ajax spreekt)
De leiders namen plaats en toen het leger om hen heen stond, trad Ajax, drager van het zevenhuidig schild, nabij, buiten zichzelf van woede. Bars en boos liet ie z'n blikken over Sigaeums kust gaan, langs de schepen op het strand en riep, de arme wijd:
Ajax: Bij Jupiter! Ik mag mijn eer hier, vóór de vloot, verdedigen! En tegen wie? Odysseus! De man die zonder aarzeling voor Hectors fakkels week, terwijl ik bleef. Ik heb de schepen van het vuur gered! Hij vindt het nu dus veiliger met leugentaal te strijden dan echt te vechten. Maar goed spreken ligt mij evenmin als iets presteren hém, en wat ik waard ben op het slagveld en in een felle strijd, is hij alleen met woorden waard. Toch denk ik, Grieken, dat ik u niet van mijn wapenfeiten hoef te vertellen, want u zag ze. Laat Odysseus liever de zijne openbaren, al dat werk waar niemand anders dan Moeder Nacht van weet. Ik ding naar hoge eer, allicht, maar hij bederft de wedstrijd, want een Ajax kan nooit pronken met iets waar ook Odysseus kans op had, hoe prachtig ook. De man ziet toch z'n pogingen al ruim bekroond, daar hij ook bij verlies bekend zal staan als aartsvijand van Ajax.
Maar zelfs als men niet in mijn kracht gelooft, dan ben ik altijd nog sterker door mijn afkomst, ik, zoon van Telamon die onder Hercules' gezag de burcht van Troje innam en met het Argosschip van Pagasae naar Colchis voer, en kleinzoon dus van Aeacus, die rechtspreekt in het rijk van de stille dood, waar Sisyphus zijn zware rotsblok rolt. Hij, Aeacus, wordt door de hoge Jupiter erkend als zijn zoon, en ik - ik, Ajax - ben dus achterkleinzoon van de oppergod! Toch, Grieken, mag die stamboom mij niet helpen, behalve dat hij mij verwant maakt aan de held Achilles. Hij was mijn neef, als neef ding ik hier mee. Maar jij Odysseus, zoon van diezelfde Sisyphus wiens leugens en bedrog jij hebt geërfd, wat dring jij Aeacus' familie binnen?
Komt mij, die uit mijzelf en lang vóór hem ten strijde trok, die wapenrusting dan niet toe? Verkiest men hém, omdat hij zo traag de wapens opnam en zich aan de strijd onttrok door waanzin voor te wenden, tot zijn laffe leugenpraat ontmaskerd werd door Palamedes? Want die was nog slimmer dan hij en sleurde hem tot eigen nadeel naar het strijdveld. Omdat hij niets van wapens wilde weten, krijgt hij nu de beste? Blijf ik onbeloond en van familiegiften verstoken, ik die steeds het eerst de hete strijd inging? Och, was zijn waanzin echt geweest! Had men hem maar geloofd! Dan zou die man die nu alleen maar rampen oproept nooit met ons naar Troje zijn gekomen. Dan zou Philoctetes ook nooit door onze schuld op Lemnos' strand zijn afgezet, waar hij - naar men bericht - in bosspelonken weggedoken rotsen ontroert met zijn geklaag en wraak smeekt op Odysseus, verdiende wraak. En als er goden zijn, laat dan zijn smeken worden verhoord! Hij zwoer, helaas, dezelfde wapeneed als wij, was één van onze leiders en mag boog en pijlen van Hercules bezitten, maar geknakt door pijn en honger dekt hij zich nu met veren, leeft van vogels die hij neerschiet met pijlen die voor Trojes ondergang waren bestemd. Maar goed, hij leeft tenminste, nu hij van Odysseus af is. Hoe graag zou ook die arme Palamedes zijn gedrost, dan was hij niet gestorven en vooral niet zo oneervol. Odysseus, die hem de ontdekking van zijn pseudo-waanzin maar al te kwalijk nam, betichtte hem op valse gronden van landverraad, sluw wijzend op een goudschat die hij eerst zelf had verstopt! Zo teistert hij met dood en met verbanning de Griekse macht. Zo vecht Odysseus! Dat maakt hem gevaarlijk!
Hij mag in woordkunst winnen, zelfs van onze trouwe Nestor, maar nooit zal hij mij overtuigen dat zijn ontrouw aan diezelfde Nestor niet een misdaad was. Want toen de grijsaard, die moe was en wiens paard ook was gewond, om hulp riep naar Odysseus, liet zijn 'vriend' hem in de steek, en dat mijn aanklacht geen leugens zijn, weet Diomedes wel. Die heeft hem nog geroepen, ingehaald en hem zijn laffe vlucht verweten, en ook de goden zien rechtvaardig op het mensdom neer: hij die geen hulp bood, kreeg geen hulp. Hij had zichzelf zijn vonnis al aangezegd. Hij kwam in nood, zoals hij anderen liet, en riep om vriendenhulp. Ik erop af, ik zie hem trillen, lijkwit van angst en bevend voor de naderende dood, zo lag hij daar. Ik gaf hem dekking. Met mijn schild als bolwerk heb ik de slappeling gered - bepaald geen prijsprestatie! Odysseus, als je graag blijft vechten, denk dan aan dat slagveld, denk aan je vijand, aan je wonden, aan je bange hart. Kom hier weer schuilen, bij mijn schild, ik zal je wel weer dekken. En toen ik hem gered had, nam de man die eerst van pijn niet eens kon staan, opeens de benen, door geen wond gehinderd, want Hector naderde! Die heeft de goden aan zijn kant. Waar Hector aanstormt, heerst paniek, niets slechts bij jou, Odysseus, maar ook bij echte helden, zoveel schrik zaait hij in het rond! Ik was het die hem, Hector, met een keisteen trof, toen hij weer eens te koop liep met zijn bloedige successen, en toen hij mannen opriep om met hem te duelleren, heb ik hem heel alleen weerstaan. De hoop van alle Grieken dat mij dat lot zou treffen, bleek terecht, want als je naar de afloop vraagt van dat duel: ik heb toen niet verloren.
En kijk: toen de Trojanen dankzij Jupiter hun vuur en wapens tot ons scheepskamp brachten, waar was dan Odysseus met al z'n mooie taal? U weet dat door mijn moed veel schepen gered zijn, dus uw kans op terugkeer. Wijs mij dan in ruil die wapens toe! Ja, als ik eerlijk spreken mag: die wapens worden dan meer geëerd dan ik, zij passen bij mijn roem. Niet Ajax wil die wapens winnen, nee, zij winnen Ajax!
Wat brengt die Ithakees hiertegen in? Rhesus of Dolon? Weerloze moord! De vangst van Helenus? Het Pallasbeeld? Nooit doet hij iets bij daglicht, nooit ook zonder Diomedes. Als u hem straks de wapens toekent voor zijn vuile streken, verdeel die dan en geef het grootste deel aan Diomedes. Wat moet die Ithakees ermee, die altijd ongewapend op tegenstanders afgaat en hen met bedrog verrast? Alleen de glans al van die stralend gouden helm zal straks toch elke hinderlaag, al dat gespioneer verraden! Maar ook de zwaarte van Achilles' helm zal voor dat hoofd van een eilandvorst te veel zijn, die speer van Pelisch hout kan enkel maar te groot gewicht zijn voor z'n zwakke armen. Achilles' schild, waarop de hele wereld staat gesmeed, past kwalijk bij een bange linkerarm die leeft van diefstal! Zeg, schurk, wat wil je met een prijs die jou nog zwakker maakt? Gesteld al dat de Grieken fout beslissen en jij wint, jij zult geen vrees, alleen maar rooflust bij de vijand wekken. Vluchten, het enige waar jij als angsthaas in vooropgaat, zal moeilijk worden als je zulke wapens dragen mag! Voeg daar nog bij dat jij een schild hebt dat zo goed als nieuw is, omdat je zelden vecht, terwijl het mijne duizendmaal door pijlen stukgeschoten en aan vervanging toe is.
Maar kom, wat helpen woorden? Beter daden laten zien! Verplaats Achilles' wapenrusting maar naar hartje Troje, laat haar heroveren en wie haar terughaalt, wint de buit.
(XIII:123-381 Het debat over de wapens: Odysseus spreekt)
verteller: Ajax, de zoon van Telamon, zweeg stil. Een druk gemompel klonk na z'n laatste woorden op, totdat Laërtes' held zich van z'n plaats verhief, zijn blik eerst nog een paar seconden omlaag hield, daarna opsloeg naar de leiders en pas toen de spanning brak en spreken ging met fraai vertoon van woorden.
Odysseus: Grieken! Indien mijn wens, dus ook de uwe, was verhoord, zou er geen twijfel en geen tweekamp zijn om wie mag erven. Achilles zou z'n wapens nog bezitten en wij hem. Maar nu het lot ons slechtgezind was en hem uit ons midden heeft weggerukt...
verteller: Hij maakte een gebaar alsof ie zich de tranen wiste.
Odysseus: ...wie benadert meer Achilles' grootheid dan wie de grote Achilles nader tot de Grieken bracht? Dat Ajax net zo dom is als hij zich hier voordoet, kan hem nooit baten. Maar laat mij niet lijden onder het feit dat ik u, Grieken, altijd hielp met mijn vernuft en welbespraaktheid, wat die ook voorstelt, en die nu niet pleit voor u, maar voor zijn meester. Wie misgunt mij dat? Elk heeft z'n eigen kwaliteiten.
Voorouders, afkomst, alles waar wij niets aan kunnen doen, noem ik geen eigen kwaliteiten, maar daar Ajax pronkte met Jupiter en zich diens achterkleinzoon noemt, ook ik heb bloed van Jupiter en in gelijke graad van afkomst. Immers, ik ben Laërtes' zoon, die van Arcesius en die van Jupiter. En geen van hen die ooit gestraft werd of vluchten moest! Van moederskant verschaft Mercurius mij zelfs een tweede adel. Beide ouders zijn uit goden ontstaan! Maar niet omdat ik door mijn moeder hoger sta, ook niet omdat mijn vader niet zijn eigen broers vermoord heeft, eis ik de wapens op. Beoordeel ons naar wat wij waard zijn, waarbij het feit dat Telamon en Peleus broeders waren toch geen verdienste is van Ajax. Voor Achilles' wapens gaat het alleen om moed en eer, niet om bloedverwantschap. Trouwens, als men op zoek is naar een naaste erfgenaam, dan is er toch Achilles' zoon, Pyrrhus? Zijn vader, Peleus? Wat moet zo'n Ajax dan? Die wapens horen thuis op Scyrus of in Thessalië. Als Ajax echt Achilles' neef is, dan Teucer ook, maar dingt die mee? En stel dat hij dat deed, kreeg hij ze dan? Welnee, de wedstrijd gaat alleen om daden en ik heb meer gedaan dan ik met woorden in het kort beschrijven kan. Toch zal ik alles stuk voor stuk vertellen.
Achilles' moeder, Nereus' dochter, wetend wat voor dood haar zoon voorspeld was, kleedde hem als meisje en wist ons allen - ook Ajax! - te misleiden met die valse klederdracht. Toen heb ik, om zijn mannenhart te raken, echte wapens onder een dek van vrouwenwaar verborgen. Spoedig stond de held met schild en lans ter hand. Hij had zijn vrouwenkleren al bijna uit. "Godinnenzoon," zei ik, "de ondergang van het machtig Troje wacht op jou! Je mag niet aarzelen." Zo won ik hem en zond de held op heldendaden af, daden die dus de mijne ook zijn: ik heb met een speerworp Telephus uitgeschakeld en op zijn verzoek ook weer gered. Dat Thebe is gevallen, was mijn werk, geloof me. Lesbos en Tenedos, Chryse en Cylla, steden van Apollo, zijn door mij veroverd, Scyrus ook, de burcht van Lyrnessus is gebeukt en platgeslagen door mijn hand. Ik wil de rest niet noemen, maar de man die Hectors woestheid kon temmen, bracht ik mee. Door mij ligt Hectors roem geveld! Wel, voor die wapens waarmee ik Achilles, toen hij jong was, ontmaskerd heb, vraag ik nu, na zijn sterven, deze terug.
Toen het verdriet van één persoon tot alle Grieken doordrong en Aulis' haven in Euboea druk bezet was met een vloot van duizend schepen, liet de wind, hoe men ook wachtte, verstek gaan, of was tegenwind. Een wreed orakel zei dat Agamemnon zijn onschuldig kind moest slachten wegens Diana's wrok. De vader weigert dit, is woedend op de goden, blijft als koning toch ook vader. Door mijn woorden heb ik dat tere vaderhart naar 't openbaar belang gepraat, en ik beken - laat Agamemnon mij vergeven - dat ik een moeilijk pleit voor een partijdig rechter hield. Maar toch, het landsbelang, zijn broeders wil, zijn eigen scepter en macht, dit alles dreef hem bloed te offeren voor eer. Dan stuurt hij mij ook naar de moeder, niet om haar te dwingen maar te misleiden met een list. Was Ajax toen gegaan, dan lagen nu nog steeds de zeilen ginds op wind te wachten!
Ook was ik onverschrokken afgezant naar Trojes stad. Ik zag de raadzaal op de hoge burcht. Ik trad er binnen. Zij was toen vol Trojanen - toen nog wel - en zonder vrees heb ik de zaak bepleit waarvoor heel Hellas mij gestuurd had: ik klaagde Paris aan, vroeg Helena en haar bezit retour, vond wel gehoor bij Priamus en bij Antenor, maar Paris en zijn broers en al die rovers om hem heen hielden hun boevenhanden nauwelijks thuis. Jij, Menelaüs, herinnert je die eerste dag. Wij deelden het gevaar.
Het kost veel tijd om alles wat ik in die lange oorlog met raad en daad voor nuttigs heb gedaan hier op te sommen. De vijand bleef na de begingevechten jarenlang binnen de stadsmuur en bood ons geen enkele echte kans op open strijd. Pas in het tiende jaar kwam er een veldslag. Wat deed jij, Ajax, al die tijd? Jij die niets anders kunt dan vechten? Had jij enig nut? Maar vraag je naar mijn daden: ik legde hinderlagen, hielp bij graafwerk rond de wal, beurde de makkers op, zodat de lange oorlogskwelling hun niet te zwaar zou vallen, wees hoe wij aan voedsel of aan wapens konden komen en begaf mij naar waar nodig.
Dan, plots, zegt Agamemnon, die op last van Jupiter door een droombeeld is verblind, de oorlogsplannen op te geven! Hij kon dan nog zijn leiderswoord baseren op die droom, maar Ajax liet dit toe, riep niet dat Troje moest verdwijnen en vocht niet naar zijn aard! Waarom de aftocht niet gestuit, de wapens opgepakt? Hij kon de weifelaars toch roepen te volgen! Niet te veel gevraagd voor wie nooit anders doet dan snoeven! Erger nog, hij vluchtte zelf! Ik zag je vluchten en schaamde me toen jij, Ajax, zo laf de zeilen hees. Ik riep direct: "Wat voeren jullie uit? Door wat voor dwaasheid breken de Grieken de belegering van Troje op? Wat brengen jullie straks na tien jaar thuis?Alleen maar schande!'
Met meer van dit soort sterke taal, bezield door droeve schrik, heb ik de vlucht gekeerd, weg van de vloot die al reisklaar lag. Daarop roept Agamemnon zijn getrouwen bij elkaar, allen doodsbang, en Ajax durft nog steeds geen kik te geven. Slechts Thersites heeft zoveel lef dat ie begint te schelden op onze vorsten, heel brutaal. Ik gaf 'm lik op stuk, stelde mij krachtig op, spoorde de bange mannen weer tot vechten aan en wist hun oude strijdlust terug te roepen. Sindsdien is alles wat bij Ajax nog een daad van moed kan lijken, mijn verdienste, want ik hield 'm af van vluchten.
En dan, wie van de Grieken eert jou nog of heeft jou nodig? Maar Diomedes nodigt mij wél uit bij wat hij doet, hij kent me, hij vertrouwt voortdurend op zijn vriend Odysseus. Dat is toch wat: als enige van zoveel duizend Grieken de keus te zijn van Diomedes, en nu zonder dat het lot beslist! Zo heb ik, onbevreesd voor nacht of vijand, Dolon de Phrygiër gedood, juist toen hij net als ik aan het spioneren was, maar niet voordat ik hem met dwang had laten zeggen wat men in het perfide Pergamum van plan was. Daardoor wist ik alles, hoefde ook niet verder op speurtocht en had kunnen teruggaan met verdiend succes, maar 'k wilde meer, begaf mij naar het tentenkamp van Rhesus, doodde de koning zelf en alle mannen in zijn buurt om daarna als succesvol winnaar, die in blijdschap zijn triomftocht viert, naar huis te gaan op een veroverd vierspan. Dolon vroeg voor die nacht Achilles' paarden als beloning. Wie gunt mij dan diens wapens niet? Zelfs Ajax geeft de helft.
Moet ik beschrijven hoe ik met mijn zwaard Sarpedons troepen uit Lycië geslacht heb, hoe ik stromen bloed vergoot van Chromius, Alastor en van Iphis' zoon Coeranus, of van Alcandrus, Halius, Noëmon, Prytanis? Ik doodde Thoön en Chersidamas, daarna nog Charops en Ennomon, die een verschrikkelijk lot verduren moest, en anderen van minder roem die voor hun stadsmuur vielen door mijn geweld. Maar, Grieken, ook ikzelf liep wonden op, eervol geplaatste wonden. Kijk maar, hier, u hoeft mijn woorden niet zomaar te geloven.
verteller: En hij trok zijn kleed omlaag.
Odysseus: Hier, deze borst heeft altijd voor u aller heil gestreden! Maar Ajax heeft in al die jaren nog geen druppel bloed voor ons verloren en zijn lichaam toont geen enkele wond. Wat maakt het uit of Ajax roept dat hij de Griekse vloot verdedigd heeft en Troje, ja zelfs Jupiter bestreed? O, ik geef toe, dat deed ie, want het ligt niet in mijn aard iets goeds kwaadaardig te kleineren, maar hij deed het samen met jullie en mag niet alleen gaan strijken met de eer! Het was toch Patroclus, zich veilig voordoend als Achilles, die de Trojaanse fakkels wegjoeg van de vloot en haar verdediger! Ook meent hij echt dat hij alleen met Hector heeft durven duelleren. Hij vergeet dat hij nà mij en zeven andere leiders kwam en pas na eerlijk loten gekozen werd. En, grote held, wat was de afloop van jullie duel? Dat Hector zonder wond of krasje thuiskwam!
Helaas, met wat een pijn moet ik nu denken aan de dag waarop Achilles, schutsmuur van de Grieken, is gesneuveld. Tranen, verdriet en angst, zij hebben mij toen niet belet hem op te tillen en naar huis te dragen. Op mijn schouders, op deze schouders, zeg ik u, bracht ik Achilles' lijk en wapens terug. Vandaar dat ik ze nu opnieuw wil dragen. Ik heb de krachten passend bij hun zwaarte en ik ben stellig de man die uw beslissing als een eer zal voelen.
De goddelijke Thetis heeft haar zoon toch zeker niet begunstigd en dat hemels wapentuig, dat prachtig kunstwerk, aan hem gebracht, opdat zo'n boerse vechtjas zonder hart ermee gaat lopen? Die niet snapt hoe fraai dat schild bewerkt is met oceaan en aardrijk en een hoge sterrenlucht, waarin Plejaden en Hyaden en een Grote Beer die nooit nat wordt, en twee steden en Orions blinkend zwaard. Hij dingt naar wapens die hij grijpen kan, maar nooit bégrijpen. En als ie mij verwijt dat ik de zware oorlogsplicht ontliep en mij te laat kwam melden voor de expeditie, dan voelt hij niet dat hij de edele Achilles ook beschuldigt. Als verschuilen fout is, deden wij dat beiden. Als laat zijn slecht is, was ik er toch eerder dan Achilles. Ik bleef nog bij mijn lieve vrouw, hij bij zijn lieve moeder. Die eerste dagen waren nog voor thuis, de rest voor hier, en zelfs al had ik geen excuus, ik vrees niet voor een aanklacht die ik met zulk een held mag delen. Hoe dan ook, die held kwam door mijn slimheid hier, en ik kwam niet door die van Ajax!
Dat hij mij uitscheldt met zijn botte tong, verbaast ons niet, maar hij beticht ook u van slecht gedrag: dat Palamedes door mij op valse gronden is beschuldigd, noemt hij fout, maar dat u hem daarna veroordeeld hebt, is dat wel fatsoenlijk? Nee, Palamedes kon zich in die o zo klare zaak niet goed verdedigen. Wat u betreft, u hebt mijn aanklacht niet slechts gehoord, maar ook gezién: het goud was het bewijs.
Dat Philoctetes nu op Lemnos zit, Vulcanus' eiland, mag mij niet worden aangerekend. Pleit uzelf dan vrij, u allen stemden in toen ik - dat wil ik niet ontkennen - voorstelde hem de zware reis en harde strijd te laten beëindigen, opdat de rust wellicht z'n helse pijnen kon stillen. Hij gaf toe, en leeft! Mijn raad was niet alleen oprecht gemeend - al was dat reeds genoeg - maar ook nog heilzaam. En nu de zieners zeggen dat alleen zijn komst kan zorgen voor Trojes val, heel goed, maar niet door mij! Stuur liever Ajax, die mag de man dan in een pijn- of woedeaanval met zijn woordkunst troosten en hem handig lokken met een list! Nee, eerder staat de Ida kaal of stroomt de Simoeis de andere kant op of wordt Hellas bondgenoot van Troje dan dat de hersens van die botte Ajax, in geval de mijne weigeren, de Grieken zouden kunnen dienen! En Philoctetes mag dan vriend en vorst en zeker mij hardnekkig haten, hij mag vloeken en voortdurend onheil over mijn hoofd uitspreken, wensen dat hij mij nog eens te pakken krijgt, met al zijn pijn, om van mijn bloed te drinken en met mij doen kan wat hij wil, zoals ik deed met hem, toch zal ik wel weer gaan en trachten hem naar hier te brengen en met Fortuna's gunst zijn pijl en boog bemachtigen, zowaar als ik ook die Trojaanse priester in mijn macht kreeg en Trojes noodlot en voorspellingen te weten kwam, zowaar als ik het tempelbeeld van de Trojaanse Pallas dwars door hun stad heb meegeroofd! Zegt Ajax mij dat na?
U weet, voor Trojes ondergang eiste de lotsbeschikking dat Pallasbeeld. Waar bleef die sterke Ajax toen, die held met grote woorden? Waarom was hij bang, maar ging Odysseus dan wel de nacht in om bewakingsposten langs te gaan, om door een woud van wapens niet alleen maar Trojes stadsmuur, maar zelfs de burchttop op te gaan en het godinnenbeeld zijn eigen tempel uit te sleuren en dwars door de linies naar hier te brengen? Zonder dat had Ajax tevergeefs zijn schild met zeven lagen stierenhuid ter hand genomen, want in die nacht is onze zege over Trojes stad behaald, toen ik gezorgd had dat die ook behaald kon worden.
Bespaar me je gebaren, dat protest waarmee je aldoor naar Diomedes wijst. Natuurlijk deelt hij in mijn roem. Ook jij was niet alleen toen je de bondgenotenvloot beschermde. Jij had troepen naast je, ik die ene makker. Als Diomedes niet begreep dat vechten toch nog minder dan dénken is en deze wapens geen beloning zijn voor brute kracht, zou hij hier zelf wel meedoen, en zo ook jouw meer bescheiden naamgenoot, en ook Eurypylus en Thoas en Idomeneus, en dan diens landgenoot Meriones. Ook Atreus' jongste zoon zou een rivaal zijn, want zij zijn helden en in vechten niet jouw minderen, maar wel de mijne in vernuft. Jouw armkracht op het slagveld is nuttig, maar je hoofd is weinig zonder mijn beleid. Jij oefent kracht uit zonder hersens, ik zorg voor de afloop en jij mag vechten, maar het uur van vechten wordt bepaald door Atreus' zoon en mij. Jij helpt alleen maar met je lichaam, wij met de geest. Een stuurman op een schip staat evenzeer boven zijn roeivolk of een veldheer boven zijn soldaten als ik hier boven jou, omdat nu eenmaal in mijn lichaam spierkracht door intellect beheerst wordt. Dàt is ware kracht!
Dus, jury, wijs de wapens toe aan wie uw wachter is. Beloon de zorgen die ik jarenlang in angst en beven doorstond met deze prijs, een tegenwicht voor trouwe dienst. De strijd raakt nu ten eind. Ik deed de lotsobstakels wijken en heb het hoge Troje enkel al veroverd door te zorgen dat dat kón. Nu smeek ik, bij de goede afloop, bij Troje dat gaat vallen en bij de goden die ik daar zojuist geroofd heb en bij wat er verder nog met wijze moed en inzicht en voortvarendheid te doen valt. Indien u meent dat Trojes ondergang nog niet bereikt is, denk dan aan mij, of, als u mij de wapens toch niet schenkt, schenk ze dit beeld dan!
verteller: ...en hij wees op Pallas, Trojes noodlot.
 
(XIII:382-398 De dood van Ajax)
Hij maakte indruk op de leiders. Wat welsprekendheid vermag, bleek nu: de echte rhetor kreeg Achilles' wapens. De man die in z'n eentje Hector aankon en zo vaak vuur, staal, zelfs Jupiter weerstond, verloor nu van z'n boosheid. Onoverwonnen won hij niet van z'n verdriet. Hij trok z'n zwaard en riep:
Ajax: Dit is nog steeds van mij, of eist Odysseus dit ook al op? Dit staal, zo vaak in Phrygisch bloed gedrenkt, richt zich nu tegen mij en zal zijn meesters wonden proeven. Niemand zal Ajax ooit verslaan behalve Ajax zelf!
verteller: ...waarna ie het noodlottig zwaard tot aan de handgreep toe tussen z'n ribben stak, de eerste wond die 'm ooit trof. Hij had geen kracht meer om het wapen uit z'n lijf te trekken, maar met het bloed kwam het naar buiten. Toen de bodem rood doordrenkt was, sproot er in het jonge gras een purperen bloem op, zoals ooit eerder was ontstaan uit Hyacinthus' bloed, met letters in de bladerkroon, de A en I, tweeduidend voor man en jongen: Ajax' naam en Hyacinthus' klacht.
 
(XIII:399-428 De val van Troje)
De winnaar vaart naar 't land van koning Thoas en diens dochter Hypsipyle, waar destijds de beruchte mannenmoord had plaatsgehad, en gaat de boog van Hercules ophalen. Wanneer hij daarmee én met Philoctetes bij de Grieken is teruggekeerd, wordt eindelijk de laatste wrede strijd gestreden. Troje valt, Priamus ook. En Hecuba, de arme vrouw die alles al verloor, verliest nu ook nog haar mensenvorm: met vreemd geblaf verschrikt zij verre kusten, daar waar de lange Hellespont tot nauwe zeestraat sluit.
