
Deel 7 - Het kan niet altijd kaviaar zijn
Afrekening met de kaalkop.
Een intelligente, pacifistische bankier raakt aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog verstrikt in het ondoorzichtige spionageweb van de grote mogendheden. Op volkomen onorthodoxe wijze zoekt hij naar mogelijkheden om zich uit zijn benarde situatie te bevrijden. Tijdens het koken vindt hij de beste oplossingen voor zijn problemen, hoe hopeloos die soms ook lijken.
Beluister deel 7 en lees het script op deze pagina mee.
Selecteer een deel.
De rolverdeling van deel 7.
Luc Lutz | Thomas Lieven |
Gees Linnebank | Majoor Brenner |
Robert Sobels | Overste Werthe |
Paul van Gorcum | Sturmbahnfuhrer Eicher |
Frans Kokshoorn | Untersturnbahnfuhrer Winter |
Jan Verkoren | SS-rechter |
Rob Fruithof | Dubois |
Brûni Heinke | Vera von Cossuth |
Jan Wegter | Lakuleit |
Jan Borkus | Overste Simeon |
Huib Rooymans | Neuner |
Lou Landré | Heinrich Himmler |
Frans Somers | Overste Booth |
Ad Hoeymans | Obersturmbahnfuhrer Rahl |
Hans Veerman | Bastian Fabre |
Dolf de Vries | Johannes Simmel |
Auteur: | Johannes Mario Simmel |
Bewerking: | Dick van Putten |
Regie: | Hero Muller |
Omroep: | AVRO |
Dit deel is uitgezonden op: | 10-05-1979 |
Het script van deel 7.
Het script is voor u uitgeschreven door Herman en Marc Van Cauwenberghe.
(dinsdagmorgen 28 september 1943, in Hotel Lutetia)
Thomas Lieven: En dat is zo, overste. Het zit precies in elkaar zoals de bankier Ferraud al vermoedde: alleen Duitsers konden die zwendel op touw zetten. De vertakkingen zitten overal. Hoge beambten in Berlijn, hoge SD-figuren in Roemenië en hier in Parijs Obersturmführer Redecker, de zwager van Heinrich Himmler.
Werthe: Ja, ik begrijp alleen niet waarom ie zo stom was daarvan een dagboek bij te houden.
Thomas: Omdat Petersen Redecker nooit helemaal vertrouwd heeft. Dat heeft Lily Page mij verteld. Vandaar ook z'n geheime adres. Hij wilde macht over hem hebben, maar er komen heel wat meer namen in voor. Met dit boek, mijne heren, kunnen we 't hele syndicaat in de lucht laten vliegen.
Werthe: Ja ja...
Thomas: Waarom zo somber, overste? Stuit het u tegen de borst om de zwager van Reichsheini in de kippennek te grijpen?
Werthe: Da's niet de enige die in de kippennek gegrepen wordt.
Thomas: Wie dan nog meer?
Werthe: Thomas Lieven.
Thomas: Is dat een grapje?
Werthe: Helaas niet. De SD is van plan je te grijpen. Je weet dat Brenner daar bepaalde contacten heeft. Wel, voor deze bespreking is ie nog even bij ze langs geweest. Tenslotte hebben wij de moord op Petersen in Toulouse opgelost. Dus sprak ie met Winter, de adjudant van Eicher. 't Bleek dat ze daar nog onkundig zijn van de geldzwendel. En toen begon Winter over jou. Je weet dat ze je daar haten als de pest.
Thomas: Dat is wederkerig. En wat had ie te vertellen?
Brenner: Hij... (kucht) hij zei dat je nu eindelijk in de val zat.
Thomas: Hoe, in de val?
Brenner: Eén van hun mensen heeft jou toen in Marseille op het vliegveld gezien, in gezelschap van die Yvonne Deschamps. Hij informeerde en kwam te weten dat de dame een legitimatie van de Parijse Abwehr had, ten name van Madeleine Noël, en dat ze met een Duitse koeriermachine via Madrid naar Lissabon zou vliegen.
Werthe: Hij rapporteerde Eicher, en die zette Lissabon aan het werk. En ja, hoor, op de 23ste september was een zekere Madeleine Noël gearriveerd, maar ze noemde zich nu Yvonne Deschamps.
Brenner: En die naam klonk Eicher bekend in de oren. Hij keek de opsporingslijsten na, en ja, hoor: Yvonne Deschamps werd door de SD al weken lang als verzetsstrijdster gezocht.
Werthe: Thomas Lieven had haar in veiligheid gebracht met een legitimatie van de Abwehr.
Brenner: Winter zei dat Eicher zich al in verbinding had gesteld met Berlijn. Met Himmler...
Werthe: Met de zwager van meneer Redecker, Lieven.
Thomas: Ja ja.
Werthe: En Himmler heeft zich tot Canaris gewend en die belde mij een half uur geleden op. Hij is razend. Je weet hoe gespannen onze verhouding met de SD is...
Thomas: Mm.
Werthe: En nou komt er zoiets bij! 't Spijt me, Lieven, je bent een behoorlijke kerel, maar... nou is het gebeurd met je. Jij komt voor de krijgsraad, daar is niks meer aan te doen, en...
Thomas: O ja ja..., toch wel.
Werthe: Wat dan?
Thomas: Ik geloof dat we nog heel wat kunnen doen. De SD wil mij de nek breken? Best! Dan breken wij meneer Redecker de nek. Wat hebben we vandaag? Dinsdag. Mooi. Dan loop ik morgen wel even bij Sturmbannführer Eicher langs om die pijnlijke affaire met die valse legitimatie uit de wereld te helpen.
Werthe: Wil jij... wil jij naar Eicher toe gaan??
Thomas: Natuurlijk! Het spijt me werkelijk dat ik meneer Canaris zoveel moeilijkheden bezorg.
Werthe: Maar waarom wil je naar 'm toe?
Thomas: Omdat het morgen woensdag is, mijne heren, en omdat volgens m'n zwarte boekje woensdag altijd de dag is waarop rijkskredietkasbiljetten van Boekarest naar Berlijn worden gevlogen. U moet natuurlijk wel een kleinigheid voor mij doen, overste.
Werthe: Wat dan?
Thomas: Zo snel mogelijk per telex een uitgebreid rapport over de geldzwendel aan meneer Canaris zenden, en dan rolt het balletje wel verder...
Thomas: En hoe...! Heinrich Himmler, door Canaris ingelicht, was razend. De 28ste september kwam om 18:30 uur een speciale commissie bijeen, bestaande uit hoge SS-leiders. Drie leden van deze commissie vlogen nog diezelfde avond naar Boekarest. De 29ste september arresteerden zij 's morgens om 7:15 uur op het vliegveld een SD-koerier die op het punt stond per vliegtuig naar Berlijn te vertrekken. In zijn omvangrijke bagage: verscheidene pakketten met opschrift "Documenten Zeer Geheim". Inhoud: Roemeense rijkskredietkasbiljetten ter waarde van twee en een half miljoen Mark.
In de kantoren van de SD-Boekarest troffen zij grote hoeveelheden Franse goudstukken aan, en tevens reusachtige bedragen aan kasbiljetten. Twee arrestaties. Die 29ste september landde 's middags om 13:50 uur de koeriermachine uit Boekarest op het vliegveld Berlin-Staaken. Leden van de Speciale Commissie arresteerden een zeker Untersturmführer Hansmann die hogelijk ongerust bij de vliegtuigbemanning informeerde naar de koerier uit Boekarest. Hansmann ging door de knieën en noemde tevens de namen van vier hoge SD-functionarissen in Berlijn. Om 14 uur zaten ze al achter de tralies. Deze mededelingen werden door admiraal Canaris per telex doorgegeven aan overste Werchte.
Werthe: Je schijnt weer 'ns geluk te hebben, Lieven!
Thomas: Afkloppen... Wanneer zijn de drie heren van de Commissie vertrokken die hier komen rechten?
Werthe: Drie kwartier geleden. Ze kunnen tussen half vijf en vijf uur hier zijn.
Thomas: Mm.
Werthe: Een SS-rechter met de rang van Gruppenführer en twee leden van de krijgsraad.
Thomas: De hemel geve dat het niet gaat misten! Want als het mist, dan kunnen mijn drie rechters niet landen, en dan zou mijn wraak op de bloedhonden van de SD, die mij bijna hebben doodgeslagen, niet volkomen zijn. Maar ik zal zorgen dat ik om kwart voor vijf bij ze ben.
(29 september 1943, 16:45 uur, Avenue Foch)
Eicher: Kijk 'ns hier, Lieven, persoonlijk hebben we niks tegen je, integendeel. Het bevalt me dat je de moed hebt gehad hierheen te komen. Maar... het gaat om het Rijk, om de Volksgemeenschap.
Thomas: (lacht)
Winter: Ja, grijns maar. Dat grijnzen leren ze je wel af voor de krijgsraad.
Thomas: Mag ik even iets vragen?
Eicher: Wel?
Thomas: Is het inderdaad pas tien over vijf, of... loopt mijn horloge achter?
Eicher: Houding tot het bittere einde, hè? Dat bevalt mij, kerel, dat bevalt me enorm.
Winter: Maar dat zal je ditmaal niet helpen. Al het bewijsmateriaal dat we tegen je verzameld hebben, is al voorgelegd aan de Reichsführer SS. De krijgsraad waarvoor je zult moeten verschijnen, wordt in de eerstkomende dagen samengesteld.
Eicher: En nu kan geen mens u meer helpen! Overste Werchte niet, admiraal Canaris niet, niemand.
Thomas: Ik hoop dat de heren me de eer willen aandoen bij m'n executie aanwezig te willen zijn. (deur wordt geopend) ordonnans: Drie heren uit Berlijn, Sturmbannführer! Speciale Commissie Reichssicherheitshauptamt.
Eicher: Speciale Commissie?
SS-rechter: (komt binnen) Sturmbannführer Eicher? Aangenaam. Ik zal u zo dadelijk volledig op de hoogte brengen. Laat u eerst Obersturmführer Redecker hier roepen. Hij mag niet weten bij wie ie ontboden wordt, begrepen?
Eicher: Obersturmführer Redecker onmiddellijk hierheen komen.
Ordonnans: Obersturmführer Redecker, Sturmbannführer!
Rechter: Hoe heet u?
Winter: Untersturmführer Winter, Herr Sturmbannführer.
Rechter: En u?
Winter: Dat is alleen maar een bezoeker. U kunt wel gaan, meneer Lieven.
Rechter: Sonderführer Lieven?
Thomas: Inderdaad.
Rechter: Wees zo goed hier te blijven.
Eicher: Maar eh... waarom? Ik... (deur gaat open)
Ordonnans: Obersturmführer Redecker!
Rechter: Ontneem de man z'n wapen. Obersturmführer, u bent gearresteerd.
Eicher: Maar wat betekent dit allemaal?
Rechter: De Obersturmführer Redecker is betrokken bij een miljoenenzwendel. Met de doodgeschoten Untersturmführer Petersen heeft hij het Rijk op de laagste en gemeenste manier benadeeld. Onderzoek zal uitwijzen wie er van de Parijse SD nog meer bij betrokken is.
Eicher: Wie... wie heeft deze aanklacht ingediend?
Rechter: Sonderführer Lieven.
Eicher: Jij! Jij!!
Rechter: Sonderführer, geeft u mij de hand. In naam van de Reichsführer SS betuig ik u dank en erkentelijkheid.
Thomas: Niet nodig, het is mij een genoegen geweest.
Rechter: De Reichsführer SS laat zeggen dat hij zich reeds met admiraal Canaris in verbinding heeft gesteld.
Thomas: Ah.
Rechter: In de bewuste zaak zullen geen maatregelen tegen u worden ondernomen.
Thomas: Dat is erg aardig van meneer Himmler.
Johannes Simmel: 23 maart 1944. Thomas Lieven was uitgenodigd op een groot feest aangericht door een Franse zakenrelatie. Hij verveelde er zich enorm, tot er plotseling een jonge vrouw in een groene avondjapon opdook. Vanaf dit moment vond ie de party ineens zeer interessant.
Thomas: Vertel 'ns, mon cher Dubois, wie is toch die dame in die groene avondjapon?
Dubois: Ach, dat is Vera, prinses von Koshut.
Thomas: Von Koshut?
Dubois: Mm. Oeroud adellijk geslacht.
Thomas: Aha.
Dubois: We hebben alle vorstenhuizen ter wereld vanavond: de Wilhelms, de Windsors, de graaf van Parijs, enfin, noem maar op.
Thomas: Zeg, zou jij zo vriendelijk willen zijn mij aan haar voor te stellen?
Dubois: Ja! Natuurlijk, zeg, met alle genoegen. Kom mee. (gaat naar haar toe - kucht) Ma chère princesse, mag ik u een landsman van u voorstellen? Dit is de heer Thomas Lieven. Hare hoogheid Vera, prinses von Koshut.
Thomas: Enchanté, princesse...
Vera: Hoe gaat het u, meneer... Lieven?
Thomas: Prinses, uw aanwezigheid heeft deze avond voor mij gered. Ik had mij al voorgenomen afscheid van de gastheer te nemen en andere, laten we zeggen, vrolijkere contreien op te zoeken, maar zodra ik u ontwaarde heb ik dat voornemen onmiddellijk laten varen.
Vera: Huh, pardon..., wat zei u, meneer Lieven?
Thomas: Ik zou het op hoge prijs stellen als ik u nog 'ns kon ontmoeten, prinses. Mag ik u uitnodigen voor een bezoek aan de opera, of voor een etentje? Ik kook zelf. Men zegt dat ik op dat gebied niet van gave ontbloot ben. Mag ik 'ns voor u koken? Morgen bijvoorbeeld?
Vera: (lacht) Uitgesloten, meneer Lieven. Ik ben deze week iedere avond bij meneer Lakuleit. Kent u hem?
Thomas: Nee, ik ken 'm niet. Maar hij moet een gelukkig man zijn daar u zo veel tijd voor 'm hebt. Ik heb de eer u te groeten, prinses.
(25 maart 1944)
Thomas: Maar twee dagen later. (telefoon rinkelt - hij neemt op) Met Lieven.
Vera: Met Vera von Koshut, meneer Lieven. Ik wilde u mijn excuses aanbieden, dat ik u op die avond van Dubois zo koel behandeld heb. U moet me dat maar vergeven. Ik was in een afgrijselijke bui.
Thomas: Och, maar natuurlijk, prinses.
Vera: Toen u weg was, vertelde Dubois mij dat u afkomstig bent uit Berlijn.
Thomas: Dat klopt, ja.
Vera: Ah, ik heb u toch gesproken over meneer Lakuleit?
Thomas: Ja.
Vera: Stel u voor: hij is ook Berlijner.
Thomas: Ach!
Vera: Dat wil zeggen, hij is geboren in Königsberg. U vertelde mij immers dat u goed kookt?
Thomas: Nou... ach...
Vera: En toen bedacht ik dat hij zo graag weer 'ns Königsberger Klopse zou eten.
Thomas: Ach!
Vera: Die kan niemand hier maken, blijkbaar. Komt u toch morgen bij ons. Ik bedoel, bij meneer Lakuleit. En de bedoeling is natuurlijk dat u zich met het koken belast.
Thomas: Met alle genoegen, prinses.
Vera: Het adres is: Boulevard Perrière, nummer 17. Acht uur. Schikt u dat?
Thomas: Eh... uitstekend. Tot morgen dan, prinses.
Vera: Tot morgen, meneer Lieven.
Thomas: (legt de hoorn neer) Lakuleit? Lakuleit? Ik heb die naam toch eerder gehoord? Maar waar ken ik 'm van? Nou ja, we zullen eerst de dag van morgen maar 'ns afwachten.
(Woning van Oskar Lakuleit)
Thomas: Een in livrei gestoken bediende deed open en liet mij in een hal die er uitzag als een volgepropte antiquiteitenzaak. Schilderij na schilderij hing aan de wand, tapijt overlapte tapijt. Hij bracht me naar de bibliotheek. Daar zat de heer des huizes, heel groot, heel dik, omstreeks veertig, ronde schedel, laag voorhoofd, kort bleekblond haar, met brillantine vastgeplakt, waterige oogjes en een bleekblonde snor, met luider stem te telefoneren.
Lakuleit: Ja, luister nou 'ns even, kerel. En nou moet je 'ns even naar me luisteren! 'k Zal je 'ns wat vertellen, Neuner!... 't Laat me steenkoud of je vrouw ziek is... Een ongelijk? Een ongelijk!? Je hebt gejat, kerel... Jazeker, dat noem ik jatten. Ik waarschuw jou, Neuner, daag me niet uit of 'k haal je zo naar 't front... Ha, afgekeurd! Laat me niet lachen. Ha!... Maar stop ermee, je bent ontslagen. Op staande voet! (gooit de hoorn neer) Ah, meneer Lieven, aangenaam met u kennis te maken. Neem me niet kwalijk, da's één van mijn boekhouders. Die moest ik eruit smijten. Wat een brutale kerel. Oh, dat kan men zich toch niet laten welgevallen, nietwaar? Enfin, als Berlijnse jongens onder mekaar zullen we maar eerst iets vatten. Wat zal 't zijn? Whisky? Gin? Cognac?
Thomas: Eh... gin graag, ja.
Lakuleit: Uitstekend. En dan, na nog een paar, gaat u naar de keuken om uw kunsten te vertonen.
Thomas: Ja, 'tuurlijk.
Lakuleit: Want van die Königsberger Klopse brengt u mij niet af!!
Thomas: Nou, die kunt u krijgen, meneer Lakuleit.
Thomas: Na het eten, dat voortreffelijk smaakte, begaven we ons weer naar de bibliotheek. De gastheer, mijn persoon, en prinses Vera, die een zeer laag uitgesneden avondjapon droeg. Bij de eerste ontmoeting was ze hoogmoedig geweest. Dit keer was ze overdreven charmant. Bij de koffie en de Franse cognac kwam ten slotte de aap uit de mouw.
Lakuleit: Nou moet jij 'ns goed luisteren, Lieven.
Thomas: Mm.
Lakuleit: U bent Berlijner, ik ben Berlijner, u hebt een bank, ik heb een grote zaak, we zitten midden in een rottijd. Laten we elkaar maar niks wijs maken, de boel is in de soep gelopen. Binnenkort zullen wij wat beleven. Daarom moeten wij aan de toekomst denken. Heb ik gelijk of niet?
Thomas: Ik weet niet waar u het over hebt, meneer Lakuleit!
Lakuleit: (lacht) Nou en of u dat weet! Als u het niet zou weten, wie dan wel? U hebt uw geld natuurlijk al lang in Zwitserland staan.
Thomas: Ach, zo, bedoelt u dat... eh...
Lakuleit: Dat bedoel ik. Ik en mijn vrienden hebben grote vermogens in Frankrijk. Als u kans ziet die over te hevelen naar Zwitserland, zit er een flink bedrag voor u aan
Thomas: (staat op) Ik vrees dat u zich tot de verkeerde hebt gewend, meneer Lakuleit. Dergelijke dingen doe ik niet.
Vera: Meneer Lieven, misschien zou u het voorstel aantrekkelijker vinden als u wist wie die vrienden van meneer Lakuleit zijn?
Lakuleit: Al 'ns van Göring gehoord? Van Bormann? Himmler? Rosenberg? Ik vertel je dat het een miljoenenzaak is. Ook voor jou.
Thomas: Ik ben niet te koop.
Lakuleit: Ach, klets toch niet, man. Als je de prijs maar weet, dan is iedereen te koop.
Thomas: Eh... dat is wel voldoende, dunkt me, meneer Lakuleit. 't Spijt me dat ik u niet van dienst kan zijn. En nu moet ik nodig weg.
Vera: Ik ga ook weg. Eh... u mag mij thuisbrengen. Ik woon vlakbij.
Thomas: Uitstekend, prinses, het zal mij een genoegen zijn.
Vera: We zijn er. Hier woon ik... (opent de voordeur) Nou, hoe zit het, Tommy?
Thomas: Pardon?
Vera: Geef me een zoen. Wat wacht je nou nog op?
Thomas: U... u hebt mij een heerlijke avond bezorgd. Mag ik thans afscheid van u nemen, hooggeachte prinses?
Vera: Ben je nou krankzinnig geworden, Tommy? Je kunt me toch niet in deze toestand alleen laten.
Thomas: Ik heb de indruk, vereerde prinses, dat banden van innige vriendschap u binden met de heer Lakuleit. Een zo harmonische en hoogstaande relatie zou ik niet graag vernietigen. (verwijdert zich)
Vera: Ha, blijf hier, ellendeling!! Hier blijven, zeg ik je! Ho, daar zal je spijt van krijgen! (slaat de deur dicht)
Thomas: Pfff! Frisse lucht, zeg! Daar heb ik nou het meeste behoefte aan. Tjonge tjonge, wat een avond. Die hoge Duitse adel kan er wat van. Maar die Lakuleit! Lakuleit...? Wacht 'ns even! Nou weet ik opeens waar ik die naam van ken! Die staat in het zwarte boekje van die neergeschoten Understurmführer Petersen! Ja, natuurlijk!! Ik zie de bladzijde ineens voor me. Drie uitroeptekens achter de naam Lakuleit, en eronder "VVC" met een vraagteken erachter. Natuurlijk! Daar moet ik thuis 'ns rustig over nadenken.
Thomas: (komt binnen) Wat??
Siméon: (lacht) Dat had u niet verwacht, meneer Lieven, is het wel?
Thomas: Overste Siméon!... Hoe komt u hier verzeild?
Siméon: Ik heb me toegang verschaft met een loper. Uw spel is uit, monsieur.
Thomas: Jammer. En waarom, als ik vragen mag?
Siméon: Uw spel is uit wanneer u niet onmiddellijk de prinses met rust laat.
Thomas: Welke prinses?
Siméon: Dat weet u heel goed. U bent vanavond in haar gezelschap geweest.
Thomas: U kunt van me aannemen dat ik haar met rust gelaten heb.
Siméon: Geen grapjes alstublieft, dit is een kwestie van leven en dood. Lieven, ik waarschuw u voor de laatste maal: zoek niet uw toevlucht tot dat harteloze cynisme.
Thomas: (lacht)
Siméon: U weet hoe sterk de Franse Résistance intussen is geworden. Wij konden u allemaal al stuk voor stuk iedere dag uit de weg ruimen als wij dat wilden. Ook u.
Thomas: Mm?
Siméon: Maar ja, voor u heb ik altijd nog een... zwak plekje in m'n hart.
Thomas: Nee toch!
Siméon: Ja toch. Onze gemeenschappelijke vlucht uit Parijs, Mimi, Toulouse, overste Debras, Joséphine Baker... Maar ik kan u niet langer beschermen als u zich met de prinses bemoeit en met die meneer Lakuleit.
Thomas: Wilt u mij wijsmaken dat de Franse Geheime Dienst zich bezorgd maakt over het welzijn van zo'n volgevreten Nazi-kettinghandelaar?
Siméon: Inderdaad.
Thomas: En waarom?
Siméon: Dat is mijn zaak, niet de uwe. Lieven, ik heb u onze laatste waarschuwing overgebracht. De allerlaatste. Hierna wordt met scherp geschoten.
Thomas: Nu meteen? Of eh... kunnen we samen nog een laatste vredeswhisky drinken? Kom... 'k Zou 't maar doen...
Thomas: En zo denk ik erover, overste: die meneer Lakuleit is mijns inziens één van de grootste zwijnen die in Frankrijk rondlopen... Ja, waarom wisselen de heren nou zulke veelbetekenende blikken?
Werthe: Ach Lieven, Brenner en ik keken elkaar alleen maar aan omdat we van mening zijn de aantrekkelijke oorzaak van je verontwaardiging te kennen.
Thomas: Hè?
Werthe: Ik zeg maar één woord: Vera.
Thomas: Wat!? Hè?
Brenner: Prinses Vera. Ja, kijk toch niet zo boos, Lieven. Sinds de SD achter je aan zit, moeten we wel een beetje op je passen.
Thomas: Ach, die... die prinses laat me koud, steenkoud.
Brenner: (lacht)
Thomas: Giechel nou niet zo stom. Ik zeg jullie, die Lakuleit, die is zo rot als een mispel. En de prinses speelt met hem onder één hoedje, ook de Franse Geheime Dienst zit dat tweetal achter de broek.
Werthe: Dat je ons vertelt wie van de Franse Geheime Dienst dat tweetal achter de broek zit, is zeker te veel gevraagd?
Thomas: Inderdaad.
Werthe: Jij beweert dat meneer Lakuleit de vermogens van Bormann, Himmler en Rosenberg wil overhevelen naar Zwitserland?
Thomas: Ja.
Werthe: Heb je er nog altijd niet genoeg van, kerel? Wil je 't soms ook nog persoonlijk met Adolf Hitler aan de stok krijgen.
Brenner: Lieven, bedenk nou 'ns...
Thomas: Ja ja, jij moet me al helemaal niet tegenwerken, Brenner. Bij de geschiedenis van het Maquis Crozant heb je me tegengewerkt, en je bent tot majoor bevorderd. Bij de geschiedenis met de rijkskredietkasbiljetten was je verstandiger en heb je meegedaan. En nu, vlak voor je bevordering tot overste, wil je mij in de rug aanvallen? Stommeling die je bent!
Brenner: Geen sprake van, Lieven, maar ik vind eh... Nou ja, ik... ik sluit mij volkomen bij jouw mening aan.
Werthe: Dat ontbrak er nog maar aan, dat jij mijn mensen het hoofd op hol brengt, Lieven!
(telefoon)
Thomas: (neemt op) Hallo?
Vera: Zo. Tommy? Hoe gaat het met het boze knaapje?
Thomas: Uitstekend, prinses. En hoe maakt u het?
Vera: Mm, 't zou me beter gaan als ik niet zo afschuwelijk naar je verlangde. Kom je morgenavond bij me?
Thomas: Nee!
Vera: M'n meisje heeft een vrije avond. Ah, zullen we zeggen na het eten, negen uur?
Thomas: Het spijt me, maar ik kan heus niet. (legt telefoon neer en lacht)
Vera: Nog nooit is een man me zo goed bevallen als jij... Als je iets voor me kon doen, zou je 't dan ook doen?
Thomas: Dat hangt ervan af!
Vera: Kun je m'n rits losmaken?
Thomas: Natuurlijk...
Vera: En zou je nog iets voor me willen doen?
Thomas: Graag...
Vera: Laat Lakuleit dan met rust.
Thomas: Wat zeg je daar?
Vera: Dat je Lakuleit met rust moet laten. Je bespioneert 'm nu al wekenlang, m'n kleine Tommy. Of niet soms?
Thomas: Zeg, hoor 'ns even...
Vera: Misschien vind je 't niet prettig dat ik Tommy tegen je zeg, misschien kon ik je beter... Jean noemen, Jean Leblanc.
Thomas: Ah....
Vera: Of Pierre, Pierre Hunebelle.
Thomas: Nou, ik moet zegg...
Vera: Hunebelle pas je ook niet? Ah... Captain Everett dan. En weet je nog hoe je tegenover een Duitse generaal de Amerikaanse diplomaat Robert S. Murphy hebt gespeeld?
Thomas: Nou zeker, ja.
Vera: Moet ik nog verder gaan, m'n kleine lieve agent van de Duitse Abwehr? Of ben je intussen alweer overgegaan naar een andere vereniging?
Thomas: Nee, 'k ben nog altijd bij de Abwehr. En jij?
Vera: Raad 'ns.
Thomas: Nou, als ik aan die vette volgevreten minnaar van je denk, zou 'k zeggen bij de Gestapo.
Vera: (slaat Lieven) Smeerlap die je bent!
Thomas: Au!
Vera: O, wat verbeeld jij je eigenlijk wel, hè? Ik probeer je leven te redden, en jij... (hij gaat weg) Nee! Nee, nee Tommy, ga nou niet weg. O, voor mijn part mag je met Lakuleit doen wat je wil, als je maar hier blijft! Ik zal me wreken, hoor je dat? Gemeen beest!! (deur klapt dicht)
Siméon: Au! Verdomme nog aan toe.
Thomas: Man, donder op, ik ben zo woedend dat ik niet meer weet wat ik doe.
Siméon: Dat is ook niet langer nodig. Ik sta hier al twee uur. Ik heb u zien komen, en ik zie u vertrekken.
Thomas: Oh, zeg, ben jij effe een geboren agent.
Siméon: U hebt m'n waarschuwing in de wind geslagen. Nu moet u zelf maar weten. Binnenkort zult u de radijsjes van de onderkant kunnen bekijken.
Thomas: Zoals ik het u zeg: voor het huis stond een kerel van de Franse Geheime Dienst.
Brenner: Welk rol speelt die prinses van jou nou eigenlijk?
Thomas: Ja, dat weet ik niet, maar daar kom ik binnenkort wel achter. Overste, ik zweer u dat ik die kerel te grazen zal nemen, ik...
Werthe: Handen af van Lakuleit, Lieven! Ik heb vandaag een uitbrander gehad van de staf van Speer. Lakuleit moet onmiddellijk met rust worden gelaten. Die man is de ziel van de Atlantikwall. Hij levert alles waar men gebrek aan heeft. De OD en de OKW waren nergens zonder hem.
Thomas: Nou ja. U hebt dus een uitbrander gehad, overste... Ja, ik kan uw boze bui begrijpen, logisch. Maar waarom trek jij zo'n gezicht van ouwe lappen, Brenner?
Brenner: Ach, allemaal narigheid.
Thomas: Ah?
Brenner: 'k Heb een brief van thuis gekregen: m'n vrouw is ziek. En dan die vervloekte belasting nog.
Thomas: Wat is er dan met de belasting aan de hand, Brenner?
Brenner: Ach man, ik heb jaren geleden voor een uitgeverij van militaire tijdschriften een paar artikelen geschreven, en 'k ben zo stom geweest dat niet aan de belastingen op te geven. Nou... nou heeft die belasting bij die uitgeverij de boeken gecontroleerd, en de een of andere stomme boekhouder heeft mijn naam genoemd.
Thomas: Een boekhouder...
Brenner: Ja, dat zeg ik toch?
Thomas: Een boek... Ja, eureka!! Eureka!! (loopt naar buiten)
Brenner: Gek geworden! Sonderführer Lieven is totaal gek geworden!!
Anton Neuner: Nee, werkelijk, meneer Lieven, dit zal ik nooit en nooit vergeten.
Thomas: Nou, eet u nou toch, meneer Neuner. Anders wordt uw soep koud.
Neuner: Ik kan het nog altijd niet begrijpen. Meneer Lakuleit smijt mij eruit, en u bezorgt mij een nieuw baantje waarin ik opnieuw onmisbaar ben voor het thuisfront. Ik vraag mezelf de hele dag af waarom.
Thomas: Meneer Neuner, ik ben bankier. Ik ken de intercommercialen van Mr. Lakuleit. Ik weet dat u een bekwaam man en een hele goeie kracht bent. Des te minder begrijp ik het dan ook dat Lakuleit u ontslagen heeft.
Neuner: Om een bedrag van 18 Mark en 25 Pfennig!
Thomas: Nee...
Neuner: Ja, ja, u hebt het goed gehoord. Nadat ik drie jaar voor 'm gezwoegd had, en toen het een avond wat erg laat was geworden op het kantoor ben ik in een klein restaurant in de buurt gaan eten, en heb het ten laste van Lakuleit geboekt, zonder eerst zijn toestemming te vragen. Daar is ie achter gekomen, en hij heeft me op staande voet op straat gesmeten.
Thomas: Onbegrijpelijk...
Neuner: Terwijl ik u verhalen zou kunnen vertellen over zaken, over zaken zeg ik u, meneer Lieven...
Thomas: Interessant!
Neuner: Maar ik doe het niet. Hoe slecht Lakuleit zich ook tegenover mij heeft gedragen, een verrader wil ik niet zijn.
Thomas: En terecht. (de kelner komt naderbij) Ha, kijk 'ns aan, daar komt het hoofdgerecht: u krijgt een duifje, gesmoord in water en boter. Ja, ik heb aan uw gezondheid gedacht. Die akelige maagzweer van u...
Neuner: Ach, meneer Lieven, wat ben u toch een prachtmens.
Thomas: O, 's niet de moeite waard. Overigens ben ik ervan overtuigd dat u een langer leven beschoren zal zijn dan die veel te dikke meneer Lakuleit. Die man die overeet zich nog eens, ook in z'n zaken.
Neuner: (lacht) Die man heeft zich al overeten. Die auto's breken 'm nog vroeg of laat de nek, want eh...
Thomas: Ja, daar kunt u rustig van nemen, hoor, dat is gezeefde bloemkool. Smaakt het duifje?
Neuner: Kostelijk!
Thomas: (lacht)
Neuner: Zelfs aan de Riviera heb ik niet lekkerder gegeten.
Thomas: Ja. Ik heb er speciaal opdracht voor gegeven aan de keuken hier. Het is een recept van de kok van Hotel Negresco. Daar logeerde ik altijd. ''t Was een heerlijk hotel.
Neuner: Nee, dat was voor meneer Lakuleit te duur. Zelf logeerde ie d'r wel altijd, maar ik moest m'n intrek nemen in een goedkoop pension. Hij nam me altijd mee omdat ie me nodig had, omdat ik Frans spreek.
Thomas: Een asociaal mens...,
Neuner: We gingen altijd...
Thomas: ...die meneer Lakuleit.
Neuner: Eh... pardon, we gingen altijd heel vaak naar de Riviera, helemaal tot de Frans-Spaanse grens toe, want z'n zaken strekken zich...
Thomas: Neemt u nou nog wat van die compote, meneer Neuner, hè? En vertelt u mij over Nice. Ik ben er al zo lang niet meer geweest, weet u. Ja, ik moest er eigenlijk nodig weer 'ns heen...
Werthe: .... bij onze nasporingen vestigden handig uitgelokte opmerkingen van de ontslagen boekhouder Anton Neuner onze aandacht op de stad Nice. Majoor Brenner en Sonderführer Lieven werden naar de Riviera gezonden. Drie weken van ingespannen arbeid waren voldoende om vast te stellen dat Oskar Lakuleit hier ten minste 350 kostbare auto's van buitenlands fabrikaat heeft opgekocht, dan wel uit de garages van de gevluchte eigenaars heeft laten stelen.
Zijn zaken wikkelde hij af in Hotel Negresco, waarbij hij de boekhouder Neuner liet optreden als tolk. De wagens werden door Lakuleit gedemonteerd. Door omkoping verschafte hij zich in Vichy uitvoervergunningen voor reserve-onderdelen, en exporteerde deze naar Madrid, waar de zogenaamde reserve-onderdelen weer in elkaar werden gezet, en de zo ontstane luxeauto's werden tegen zeer hoge prijzen verkocht.
Wij vermoeden dat Oskar Lakuleit met deze en soortgelijke zaken het Duitse Rijk voor miljoenen te kort heeft gedaan. De transacties in Nice geven de fiscale recherche een motief het gehele bedrijf uitvoerig onder de loep te nemen...
Thomas: Wil je d'r nou voor zorgen dat je mij vanavond niet weer op de kast jaagt?
Vera: (lacht) Ik beloof je plechtig dat ik vanavond heel lief zal zijn, Tommy. Ik zal met geen woord reppen over... Lakuleit.
Thomas: Het zal je geraden zijn. (de telefoon rinkelt)
Vera: Ah... (zucht) Dat ellendige ding. Nou, laat maar bellen, hoor.
Thomas: Misschien kun je 'm toch maar beter even...
Vera: Oh... (neemt op) Hallo?... Ja, daar spreekt u mee... Wat?!... Jij hond! Jij vervloekte Duitse hond!
Siméon: Hè, chérie, begin nou asjeblief niet opnieuw.
Vera: (in de telefoon) Ik-ik kan niet meer... Ik kan gewoon niet naar je luisteren! Jij gemene schoft! Ho, terwijl je mij beloofd hebt...
Thomas: Wacht 'ns even! Ha! (hij hoort Siméon)
Siméon: Vera! Vera, lieve hemel, luister dan toch! Ik zeg je: het is de schuld van die Lieven! Wij kunnen niets meer doen. Lakuleit wordt al naar Berlijn gebracht. Op-op het kantoor in de Villa Aubert zitten mensen van de Centrale Recherche. Alles is verzegeld. Vera! Vera, hoor je me?
Thomas: Goeienacht, overste Siméon! (legt neer)
Vera: (geeft Lieven een klap) Daar!
Thomas: Hoor 'ns even meisje, handen thuis.
Vera: Schoft! Gemene ellendeling! Ik ga d'r vandoor, vanavond nog. Je ziet me nooit meer terug.
Thomas: Ja, tenminste, als ik je laat gaan.
Vera: O, jij laat me wel gaan. Ik weet hoe jij denkt. Ik weet dat je achter de rug..., wat jij allemaal achter de rug hebt. Daarom ben ik juist zo woedend. Daarom begrijp ik dit niet!
Thomas: Wat begrijp jij niet?
Vera: Dat jij op deze manier hebt afgerekend met Lakuleit.
Thomas: Lakuleit is een ordinaire misdadiger die in het geheim ook nog de Gestapo heeft gefinancierd.
Vera: Nou, en? Wat gaat jou dat aan? Al het goud, al de deviezen van de grote Nazi-bonzen zouden in onze handen gevallen zijn.
Thomas: Wie bedoel je met ons?
Vera: De Secret Service!
Thomas: Wat? Werk jij dan voor de Britse Geheime Dienst!!?
Vera: Dat zeg ik je toch.
Thomas: Ja, maar... maar wat heb je dan met Siméon te maken?
Vera: Ach, die denkt dat ik voor hem werk. Dat was mijn opdracht: de Fransen af te leiden, zodat wij onze slag konden slaan. En dat zou gelukt zijn, als jij meegespeeld had, idioot!
Thomas: (lacht)
Vera: Lach niet! Vervloekt nog aan toe, ik maak je koud! Ellendeling die je bent! (de telefoon rinkelt)
Thomas: (neemt op) Wat is er nou weer, mon colonel?
Werthe: Waar heb je 't over?
Thomas: Oh, overste, neem me niet kwalijk. Wat eh... wat is er aan de hand, overste?
Werthe: Ik ben blij dat 'k je eindelijk te pakken heb. We hebben je overal gezocht.
Thomas: Mij? Overal gezocht?
Werthe: Ja. Ik heb hier een koerier. Je moet morgen in verband met de zaak Lakuleit naar Berlijn. En daar meld je je - hou je vast - op het Reichssicherheitshauptamt.
Thomas: Op?
Werthe: Ja. Om klokslag drie uur. Bij Heinrich Himmler.
Heinrich Himmler: Luister goed, Lieven. U weet dat uw beschermer, admiraal Canaris, zich al enkele weken heeft teruggetrokken uit de actieve dienst. U weet tevens dat de gehele militaire Abwehr onder mij ressorteert. Ik heb uw dossier 'ns doorgenomen. Weet u wat ik eigenlijk met u zou moeten doen?
Thomas: U zou mij eigenlijk moeten laten doodschieten.
Himmler: Huh? Ja, dat wilde ik zeggen. Maar, ik heb anders besloten. Ik wil u een kans geven.
Thomas: Dank u, Herr Reichsführer.
Himmler: Lieven, u bent een man met pacifistische ideeën.
Thomas: Hoewel, Herr Reichsführer, ...
Himmler: Nee, geen tegenspraak, ik weet alles. Des te eerder zult u mij gelijk geven als ik zeg dat aan dit gruwelijke bloedbad een eind moet komen. Wij, bewoners van het Avondland, mogen ons niet laten afslachten, terwijl de bolsjewistische onmensen lachend toezien. Op mij rust een ontzettende verantwoordelijkheid. Niemand kan mij daarvan ontlasten, ik moet alleen beslissen.
Thomas: Mm.
Himmler: Normaal gesproken zouden wij u vroeg of laat als volksvijand een kopje kleiner maken, maar ik heb emplooi voor u, en ik zal gebruik van u maken. U bent de beste man die ik heb kunnen vinden. U kent iedere grensovergang naar Spanje en elk smokkelpaadje van Spanje naar Portugal, klopt dat?
Thomas: Dat klopt.
Himmler: Goed. U krijgt alle volmachten, ik schenk u de vrijheid op voorwaarde dat u een bepaalde man veilig en gezond naar Lissabon brengt. U bent bankier, nietwaar? Met u kan ik toch zakelijk praten, of niet?
Thomas: Dat... hangt ervan af.
Himmler: Zo? U stelt voorwaarden. Waar hangt het van af?
Thomas: Wie die man is, Herr Reichsführer.
Himmler: Ooo... de man in kwestie zal u ongetwijfeld sympathiek zijn. Hij heet Wolfgang Lembach, volgens z'n papieren, maar in werkelijkheid heeft ie Henry Booth, en hij is overste in het Britse leger. Een persoonlijke relatie van Churchill en Montgomery. Hij heeft in Noorwegen een commandoactie geleid, en bij die gelegenheid hebben wij hem gevangen genomen. Meer behoeft u voorlopig niet te weten. U reist met hem onder escorte met de nachttrein naar Parijs, en daar zult u verder worden geïnformeerd.
(In de trein)
Thomas: Ik kan mij voorstellen wat er in u omgaat, meneer Booth. Hoe u over mij denkt. In uw plaats zou ik hetzelfde denken. Niettemin moeten wij het in de eerstkomende dagen met elkaar proberen te vinden. (zucht) Herr Himmler schijnt zich via u voor te bereiden op een afzonderlijke eindspurt. Whisky, meneer Booth?
Booth: Ja.
Thomas: Ik weet met welke missie u naar Lissabon gaat. 'k Heb het onmiddellijk vermoed. En alleen daarvoor heeft men mij nodig. De Portugezen hebben de diplomatieke betrekkingen met ons verbroken. De Spanjaarden laten geen Duitsers meer binnen. De grens kan alleen illegaal overschreden worden. U moet vredesvoorstellen van Himmler overbrengen. Een vredesvoorstel aan de Engelsen en de Amerikanen.
Booth: (kucht)
Thomas: 't Spreekt vanzelf dat een dergelijk voorstel onaanvaardbaar is. Het is zelfs een amoreel voorstel. U hebt met de Sovjets tegen ons gestreden. U kunt uw wapenmakkers niet in de steek laten.
Booth: Waarom vertelt u mij dit alles?
Thomas: Omdat niet iedereen in mijn land een zwijn is.
Booth: Dat begrijp ik niet.
Thomas: U weet niets van mij. U heeft geen enkele reden mij te vertrouwen. U kent Himmler, u weet nu hoe het er uitziet in zijn brein. Desondanks zeg ik u: er wonen niet alleen Nazi's in Duitsland. Niet allen hebben zich jubelend op Rusland gestort.
Booth: Misschien niet jubelend, maar op Rusland gestort hebben ze zich allemaal.
Thomas: Wij hebben Rusland overvallen, dat klopt. Desondanks zeg ik u: de Duitse Wehrmacht bestaat niet uitsluitend uit woestelingen. Uw landing op het vasteland staat voor de deur. Samen met de Sovjets zult u ons verslaan. Maar het zal voor honderdduizenden een groot verschil maken of ze gevangen worden genomen door de westelijke mogendheden of door de Sovjets. Onder die honderdduizenden zullen er velen zijn die niet aansprakelijk zijn voor wat er in deze oorlog is gebeurd.
Booth: Onschuldigen dus? Hebt u soms niet allemaal "Heil" geschreeuwd en Hitler geestdriftig laten begaan?
Thomas: En het buitenland? Heeft ook dat Hitler niet laten begaan? En bewonderd? En de lof bezongen van z'n Olympische Spelen? En werkeloos toegezien hoe hij de eerste kleine volkeren overviel? Is meneer Chamberlain niet naar München geweest?
Booth: Goede nacht, meneer Lieven.
Johannes Simmel: We lopen even vooruit op de ontwikkeling der gebeurtenissen. In het kader van de onvoorwaardelijke capitulatie werd aan alle eenheden van de Duitse Wehrmacht tussen de 8ste en de 9de mei 1945 door de geallieerde strijdkrachten bevolen om te middernacht een einde te maken aan alle strijdhandelingen en marsbewegingen, en zich gevangen te laten nemen op de plek waarop ze zich op dat tijdstip bevonden.
Het staat thans historisch vast dat Anglo-Amerikaanse legeraanvoerders en officieren, waarbij vooral genoemd moet worden de Britse veldmaarschalk Montgomery, aan Duitse eenheden stilzwijgend toestonden zich nog vele uren na dat tijdstip uit hun stellingen vandaan in westelijke richting te bewegen. Duizenden en duizenden Duitse soldaten aan de Elbe, in Mecklenburg en in Thüringen ontkwamen op deze wijze aan de Sovjetrussische gevangenschap. Tot de staf van veldmaarschalk Montgomery behoorde in die tijd de luitenant-kolonel Henry Booth. Nu, terug naar Marseille.
(In Marseille)
Rahl: Hauptsturmführer Heinrich Rahl, leider SD Marseille. Ik heb al een telexbericht gekregen uit Berlijn, Sonderführer. Geheime opdracht. 'k Ben volledig op de hoogte. Wat kan ik voor u doen?
Thomas: Zoals u dus al weet heb ik opdracht een bijzonder belangrijke persoonlijkheid over de grens te brengen.
Rahl: 'k Ben volledig op de hoogte.
Thomas: Zoiets vergt voorbereiding. Om te beginnen heb ik een patrouillewagen nodig.
Rahl: Staat tot uw beschikking, Sonderführer.
Thomas: Ik logeer met mijn eh... metgezel in Hotel de Nouailles.
Rahl: U logeert in Hotel de Nouailles.
Thomas: 'k Zal bij de uitvoering van m'n opdracht hulp nodig hebben, ook van Franse zijde. Daarom verzoek ik u het verblijf te laten uitzoeken van een zekere Bastian Fabre. Hij heeft het laatst gewoond in Montpellier, bij een zekere mademoiselle Duval, op de boulevard Napoleon.
Rahl: Bastian Fabre? Boulevard Napoleon? Als hij nog leeft zullen we 'm voor u vinden, Sonderführer.
Bastian: Kerel! Pierre! (lacht) Wat hou jij d'r een merkwaardig gevoel voor humor op na. Ik schrok mij de pest toen die smerissen plotseling bij mij voor de deur stonden!
Thomas: Ja, dat spijt me werkelijk, Bastian, maar het kon niet anders.
Bastian: Oh?
Thomas: Ik heb je hulp nodig. Ben jij nog altijd zo goed bekend aan de Spaanse grens?
Bastian: Ja, dat kan ik slapend terugvinden. D'r is geen Spaanse grenswachter die ik niet heb omgekocht.
Thomas: Mooi. Dan kan jij de overste en mij prachtig gidsen.
Bastian: Zeg, weet jij overigens, Pierre, dat de Kaalkop nog altijd in Marseille rondloopt?
Thomas: De Kaalkop...!
Bastian: Mm.
Thomas: In Marseille?...
Bastian: Ja, ja. Het zwijn heeft z'n bende ontbonden, en eh... houdt zich uitsluitend bezig met spionneren voor de SD. Heel Marseille beeft voor 'm. Hij begint 'm nou natuurlijk wel een beetje te knijpen.
Thomas: De Kaalkop in Marseille... Chantal... Overste, u zult alleen met mijn vriend over de grens moeten trekken, ik heb hier nog iets af te wikkelen.
Booth: Maar de afspraak was dat...
Thomas: Doet u nou toch geen moeite, u bent in veilige handen. Ik blijf hier. Ik moet afrekenen met een schoft, al zou ik er zelf aan ten gronde gaan. Het ga u goed, overste! Onthoud ons gesprek in de slaapwagen. Bastian, kom rechtstreeks terug. We zien elkaar weer hier in Marseille. De oorlog in deze streek is binnenkort afgelopen.
Het recept is niet uitgeschreven.