Home / Index P. / Paul Vlaanderen en het Conrad mysterie / Deel 4 - Paul Vlaanderen en het Conrad mysterie

Deel 4 - Paul Vlaanderen en het Conrad mysterie

Een bezoek aan Innsbruck.

Betty Conrad is verdwenen van haar kostschool in Beieren. Paul wordt door de Duitse politie verzocht om daarheen te gaan om het vermiste meisje te helpen opsporen. Maar in eerste instantie ziet zelfs hij geen aanknopingspunten, aangezien de enige aanwijzing voor het mysterie een ongewoon cocktailprikkertje is.

Beluister deel 4 en lees het script op deze pagina mee.

De geluidskwaliteit is niet al te best.

De rolverdeling van deel 4.

Jan van Ees Paul Vlaanderen
Eva Janssen Ina, zijn vrouw
Louis de Bree Sir Graham Forbes
Rob Geraerds Inspecteur Breckshaft
Jacques Snoek Elliot France
Wiesje Bouwmeester Mrs. Elizabeth Weldon
Dogi Rugani Madame Klein
Frans Somers Denis Harper
Jan Borkus Fritz Gunter
Péronne Hosang Gravin Elsa Decker
Verdere medewerkenden:
Sylvain Poons
Alex Faassen jr.
Dick Scheffer
Auteur: Francis Durbridge
Vertaling: Johan Bennik
pseudoniem van Jan van Ees
Regie: Dick van Putten
Omroep: AVRO
Dit deel is uitgezonden op: 18-10-1959

Het script van deel 4.

Het script is voor u uitgeschreven door Herman Van Cauwenberghe.

Paul: Ik ben er haast zeker van dat ze Betty Conrad morgenmiddag zullen vinden. Om half vijf ongeveer. Ze zal dan dood zijn....

Ina: O....

Paul: ....gekleed in een blauwe mantel.

Ina: Maar.... waarom denk je dat, Paul?

Paul: Ik heb er zo'n idee van. Een... intuïtie misschien.

Ina: Intuïtie is mijn afdeling, Paul. Jij moet je aan feiten houden.

Paul: Ja, dat weet ik wel, maar....

Ober: Uw grapefruit, sir.

Paul: Dank je.

Ober: Cornflakes, madam?

Ina: Dank je.

Ober: Ik zal hier de koffie maar neerzetten, madam?

Ina: Ja, goed, dank je wel.

Paul: Zo

Ina: Asjeblieft.

Paul: Dank je, kindje.

Ina: Ja, Paul, als je je nou toch zo zeker voelt, wat die intuïtie betreft, meen ik, vind je niet dat je toch iets moet doen?

Paul: Ja, wat zou ik moeten doen?

Ina: Nou je.... je zou misschien eh....

Paul: Ja, precies. (lacht) D'r is niets wat ik kan doen. Tenminste niet meer dan wat ik al gedaan heb. Maar hoe dan ook, Ina, laten we de moed niet verliezen. Ik heb wat m'n intuïties betreft nou niet zulke beste ervaringen. Trouwens, ik zou me nog meer bezorgd maken als jij de een of andere intuïtie voelde aankomen.

Ina: Mm, dat moet jij nodig zeggen... Paul, waarom ben jij zo vroeg de deur uit gegaan vanmorgen?

Paul: Dat heb ik je toch gezegd? Ik moest op een andere wagen uit.

Ina: Dat was niet het enige waarvoor jij bent uit gegaan. Nou? Biecht 'ns op.

Paul: Huh? Nou ja, je weet toch, ik hou d'r nou eenmaal van 's morgens voor het ontbijt wat te lopen.

Ina: Ja, van de huisdeur tot aan de portier van de auto. Nou goed, als je dan zo geheimzinnig wil blijven, vertel me dan maar wat we vandaag allemaal gaan doen.

Paul: Nou.... (drinkt) stel maar eens iets voor.

Ina: Ben je van plan om vanmorgen nog naar Innsbruck te gaan?

Paul: Nee, dat doen we wat later op de dag.

Ina: Ja, waarom? 'k Zou zeggen dat het toch maar het beste zou zijn....

Paul: Sapristi! Ik heb nog een baard als een rover, zeg. 'k Geloof dat ik me straks nog een keer zal moeten scheren.

Ina: Vind je 't nodig om eroverheen te praten, Paul?

Paul: (lacht) Nee, lieveling.

Ina: Mm.

Paul: Maar de kwestie is: ik kan niet van 't hotel weg nu. Ik moet wachten op een telefoontje.

Ina: O, zeg dat dan. Van wie?

Paul: Van de school.

Ina: Van Mrs. Weldon?

Paul: Ja.

Ina: Je hebt 'r gisteravond pas gesproken.

Paul: Ja.

Ina: Waarom zou ze je dan nu moeten opbellen.

Paul: Dat weet ik ook niet.... Totdat ze gebeld heeft.

Ina: En je zegt dat je een telefoontje van 'r verwacht!

Paul: Mm? (drinkt) Ja, kindje.

Ina: Paul, ik zou je door mekaar kunnen rammelen!

Paul: Hé, schat, je praat maar en je eet niet! (lacht)

(geroezemoes van stemmen)

Paul: Ga je naar de kamer, Ina?

Ina: Ja, de sleutel is bij de portier.

Paul: Wacht, dan zal ik 'm wel even halen. (verwijdert zich)

Madame Klein: Ach! Mevrouw Vlaanderen...

Ina: Oh, goeiemorgen, Madame Klein.

Madame Klein: Hoe maakt u het? Ik moest hier even een pakje afgeven voor een Amerikaanse dame.

Ina: O, juist, ja.

Madame Klein: O, ik zie: u draagt onze blouse! En? Bevalt ze u wel?

Ina: O ja, zeker. M'n man vindt 'm ook enig. En dat is heel belangrijk, niet?

Madame Klein: Zeker, dat is zo. (lacht)

Ina: Ah, daar is m'n man juist. Paul, dit is Madame Klein. Weet je wel? Waar ik deze blouse gekocht heb.

Paul: Ach! Natuurlijk... Hoe maakt u het, madame?

Madame Klein: Goedemorgen, meneer Vlaanderen. Ja, ik wilde uw vrouw juist nog eens vragen naar Betty Conrad. Is er al wat nieuws over dat arme kind?

Paul: Nog niet, vrees ik.

Madame Klein: Ach ach ach ach, wat vreselijk toch.

Paul: Betty was toch een klant van u, niet?

Madame Klein: Jazeker! Zij zou morgen de mantel komen halen die wij voor haar gemaakt hebben. Ja, dat zal wel niet doorgaan, denk ik.

Paul: Och, wie weet, d'r kan veel gebeuren in vierentwintig uur. Maar mocht Betty Conrad inderdaad komen, dan wilt u mij misschien wel even opbellen?

Madame Klein: O ja, maar dat spreekt toch vanzelf!

Paul: Ik meen dat een vriend van u ook erg benieuwd is naar Betty Conrad.

Madame Klein: O ja? Wie bedoelt u?

Paul: Dennis Harper, die jongeman uit München.

Madame Klein: Harper? Maar ik ken geen Harper, meneer Vlaanderen.

Ina: Maar natuurlijk wel, madame Klein, u was....

Paul: Neemt u mij niet kwalijk, maar ik was er vast van overtuigd dat u toch de dame was die ik in het restaurant zag van hotel Römer?

Madame Klein: Mm?

Paul: Nou, dan heb ik me zeker vergist.

Madame Klein: Hotel Römer?

Paul: In Oberammergau. Het staat onder directie van twee alleraardigste jonge mensen, Gunther en z'n vrouw. Ze geven daar van die aardige souvenirs bij de borrel. Hé, waar heb ik het nou?... Ja, hier.

Madame Klein: Ach... een cocktailstick...

Paul: Aha, kijk, met de kop van een Duitse herdershond.

Madame Klein: Ja. Eh.... ja, heel aardig.

Paul: Hebt u die al 'ns eerder gezien?

Madame Klein: Hè? O... ik.... ik geloof het wel.... Och ja, natuurlijk! Natuurlijk! In München, even voorbij het hoofdpostkantoor. Zij verkopen daar allerlei van die aardige snuisterijen, imitatiejuwelen, cocktailglazen en stokjes. En.... en die dingetjes met die hondenkop heb ik al, meen ik, ook wel gezien. Ja, maar u moet mij nu excuseren. Ik moet naar mijn Amerikaanse dame. Dat is hoogst belangrijk! (lacht)

Paul: Tot ziens, Madame Klein. En vergeet niet me op te bellen als Betty Conrad bij u in de zaak komt, voor die mantel...!

(geluid van scheerapparaat)

Paul: Nou? Zie je wel, Ina? Hij doet het fantastisch.

Ina: Ja, wat is dat, Paul?

Paul: Ik zei: hij doet het prima.

Ina: Ik wou dat je dat ding afzette, ik versta geen woord van wat je zegt. (geluid van apparaat stopt) Hè hè, nou kan ik je tenminste weer verstaan.

Paul: Nou zeg, ik heb me nog nooit zo best geschoren als met dit apparaat.

Ina: 'k Ben blij het te horen. 'k Vind het anders net een ouwe filmster....

Paul: Huh!

Ina: Als zij aan het woord is, kom je er ook met geen tien paardekrachten tussen.

Paul: (lacht)

Ina: Paul, ik zit maar steeds aan die Madame Klein te denken.

Paul: Nee toch.

Ina: Denk jij dat ze stond te jokken?

Paul: Nou, in ieder geval wat die winkel in München betreft.

Ina: Mm.

Paul: Zij is wel degelijk in hotel Römer geweest, en in gezelschap van die Dennis Harper.

Ina: Wat vind je van 'r?

Paul: Nou, een vrouw met flair. En intelligent.

Ina: Ja... Ze is natuurlijk stukken ouwer, hè, dan Harper.

Paul: Dat geloof ik ook wel, ja. Maar in ieder geval zeer attractief.

Ina: Och ja, misschien, als je van dat type houdt.

Paul: Het is een vrouw die een zekere indruk maakt op mannen, hè: donker, slank, verleidelijk...

Ina: Nou zeg, slank!

Paul: (lacht, teledoon gaat) Neem jij de telefoon even, wil je?

Ina: Goed. Moet ik....

Paul: Ja, en als het Mrs. Weldon is, zeg dan maar dat we direct naar d'r toe komen.

Ina: O, goed, ja. (neemt op) Hallo?

Mrs. Weldon: Bent U daar, mevrouw Vlaanderen?

Ina: Ja.

Weldon: Kan ik uw man even spreken?

Ina: Ja, het spijt me, maar hij is er op het moment niet, Mrs. Weldon. Kan ik de boodschap voor u aannemen?

Weldon: Ja. Ik moet uw man vanmorgen nog spreken. 't Is heel dringend. Denkt u dat ie wel gauw hier zal kunnen zijn?

Ina: Ik denk het wel, Mrs. Weldon. Is er iets gebeurd?

Weldon: Ja! Maar ik vertel het liever niet door de telefoon. Vraagt u maar aan uw man of ie zo gauw mogelijk wil komen.

Ina: Goed, goed, ik zal de boodschap direct overbrengen. (legt de hoorn neer)

Paul: En?

Ina: Ze verwacht ons onmiddellijk bij 'r.

Paul: 't Kan gebeuren.

Ina: Ja, wat is dat, Paul? Jij verwachtte dat telefoontje. Wat is er gebeurd, lieveling?

Paul: Heeft ze 't je niet gezegd?

Ina: Nee, geen woord. Maar ze leek me volkomen overstuur, arme stakker.

Paul: Er is één van de meisjes verdwenen.

Ina: Wat! Weer een?

Paul: Ja.

Ina: 't Is niet waar! Wie nu weer?

Paul: June Jackson.

Mrs. Weldon: Ik begrijp er niets van, meneer Vlaanderen. Het is volkomen een mysterie voor me.

Paul: Wanneer kwam u tot de ontdekking dat June gemist werd?

Weldon: Bij het ontbijt. Ze was niet op haar vaste plaats, en toen stuurde ik één van de andere meisjes naar haar kamer. Geen teken van leven.

Ina: Had iemand haar vanmorgen nog gezien?

Weldon: Blijkbaar niet. Bij het appel na het ontbijt heb ik iedereen ondervraagd, maar niemand wist ergens iets vanaf. O, het is om dol te worden. Ik zal haar familie moeten waarschuwen.

Paul: Daar zou ik nog maar even mee wachten, Mrs. Weldon. Misschien horen we nog wel gauw iets nader. Kunt u mij enige opheldering geven van het feit hoe ze weg kon komen, zonder dat iemand haar gezien heeft?

Weldon: Nou eh.... ze heeft haar kamer op de eerste etage. Ze kan met een beetje handigheid gemakkelijk naar beneden geklommen zijn en zo weg door de tuin.

Paul: Zonder dat iemand haar zag?

Weldon: Het is mogelijk, ja. Na een meter of tien kan ze weggedoken zijn onder de heesters en het struikgewas.

Paul: Juist, ja... Als ik u goed begrijp, kan ze dus ook langs de trap en gewoon door de gang en de hal naar buiten zijn gegaan.

Weldon: Jazeker, als er op dat uur niemand in de buurt was.

Ina: En wanneer er nu een worsteling had plaatsgevonden, en ze zou geschreeuwd hebben?

Weldon: Dan zouden we 'r zeker gehoord hebben, mevrouw Vlaanderen, daar ben ik van overtuigd. Nee nee, ik geloof dat June uit eigen vrije wil weggelopen is.

Paul: Maar.... om welke reden?

Weldon: Ja..., 'k weet niet waarom. Misschien... nou ja, je weet het natuurlijk nooit, maar misschien staat June in een bepaald verband met de verdwijning van Betty Conrad!

Paul: Heeft u d'r al met iemand anders over gesproken, behalve dan met de mensen hier uit de school?

Weldon: Ja, met Elliot France. Die belde me toevallig op.

Ina: En had die enig vermoeden waarom June weggelopen zou kunnen zijn?

Weldon: Nee, natuurlijk niet. Hij begreep er niets van. Hij zei alleen dat ik me onmiddellijk met u in verbinding moest stellen, meneer Vlaanderen.

Paul: Tja.... Ik weet nu toch ook echt niet wat ik u raden moet, Mrs. Weldon.

Ina: Heb u haar kamer al doorzocht?

Weldon: Ja, mevrouw Vlaanderen. Direct na het appel ben ik naar boven gegaan. (een auto arriveert) Maar 'k heb niets bijzonders kunnen ontdekken.

Ina: Als wij nog 'ns gingen kijken, Paul.

Weldon: O, dat is mister France. U excuseert mij even? (gaat naar buiten)

Ina: Paul, wat mankeert jou?

Paul: Mij? Niets kindje, heus niet.

Ina: Maar je doe zo vreemd, Paul. Interesseert je dit allemaal niet?

Paul: Het interesseert me buitengewoon, Ina.

Ina: 't Klinkt ook al niet bijster overtuigend.

Paul: Ja, maar wat wil je dan dat ik doe, vrouwtje? Op m'n knieën met een vergrootglas door de kamer kruipen, of vingerafdrukken nemen?

Ina: Ik verwachtte tenminste van je dat je een paar intelligente vragen zou stellen, zodat Mrs. Weldon het idee van je kreeg dat je belang stelt in deze nieuwe kwestie. (voetstappen)

France: Morgen, meneer Vlaanderen, Mevrouw. Ik ben blij dat ik u hier zie.

Paul: Ah, mister France.

France: Dat ziet er lelijk uit, niet? U hebt er geen idee van wat er met June gebeurd kan zijn?

Paul: Jawel. Ze schijnt verdwenen te zijn.

Ina: Ja, lieveling, dat weten we nou.

France: Heeft ze helemaal geen bericht achtergelaten?

Weldon: Geen letter.

France: Hebt u haar kamer doorzocht, Vlaanderen?

Paul: Ik niet, maar ik geloof dat Mrs. Weldon eh....

France: Maar zou u het dan niet verstandig zijn als u inderdaad nog 'ns ging kijken?

Paul: Ik geloof het niet, nee. U heeft toch niets ongewoons in de kamer kunnen ontdekken wel, Mrs. Weldon?

Weldon: Nee. Alles scheen volkomen normaal.

France: Nou, wat denk je d'r nou van, Vlaanderen? Heb je helemaal geen idee, eh....

Paul: O, zeker. Ik heb zelfs een heel goed idee, mister France.

France: Nou dan, kom er dan mee voor den dag!

Paul: Ik zou zeggen: laten we de politie inschakelen.

France: De politie?

Paul: Ja. Dat is de gebruikelijke weg in zulke gevallen.

Weldon: Maar meneer Vlaanderen! Ik rekende helemaal op u!

Paul: U vraagt mijn advies, Mrs. Weldon, ik geef u die: zoek direct contact met Herr Breckschaft. Kom, vrouwtje, laten wij teruggaan naar Garmisch. D'r zijn nog twee of drie heel belangrijke dingen die ik vanmorgen nog moet afdoen.

Paul: Heeft het gesmaakt?

Ina: Buitengewoon.

Paul: Likeurtje bij de koffie?

Ina: O nee, dank je, krijg ik zo'n slaap van. Wat gaan we vanmidag doen? Gaan we nog naar Innsbruck?

Paul: Later. Misschien vanavond. Dus, als jij vanmiddag nog wat wilt gaan rusten....

Ina: Ik dacht dat die trip naar Innsbruck nogal dringend zou zijn?

Paul: Nou, eh.... 't kan ook wel wachten, hoor. Ik ben er zelfs niet zeker van dat het noodzakelijk is.

Ina: Denk je dat het een hinderlaag kan zijn?

Paul: Wat zou jij d'r van denken? Ik vond jou nogal duidelijk in je op- en aanmerkingen de laatste tijd.

Ina: Nou, ik zou zeggen, als het een hinderlaag was, zie ik niet in waarom iemand.... Zoekt die man jou, Paul?

Paul: Welke man?

Loopjongen: Meneer Vlaanderen?

Paul: O! Ja?

Loopjongen: Een telegram voor u, meneer.

Paul: Ah! merci. (opent het telegran en fluit ondertussen wat) Mooi. Ja, het is in orde.

Loopjongen: (kucht) Eh.... geen eh... antwoord, meneer?

Paul: Hè? O e.... eh.... ja, je bedoelt.... natuurlijk, jaja, asjeblieft.

Loopjongen: Dank u beleefd, meneer.

Ina: Van wie is dat, Paul?

Paul: O, niets... Van een kennis van me.

Ina: Kennis van de belasting?

Paul: (lacht) Wil je 't zien?

Ina: Ja, wel graag.

Paul: Nou. Alsjeblieft.

Ina: München 12.15. Pakje in goede orde ontvangen. Best groeten, Sam. Sam? Wie is Sam?

Paul: Dat is Sam voor Samuel James Hinton, Esquire.

Ina: Hinton?

Paul: Herinner jij je niet die jonge Amerikaan die we verleden jaar in Rome ontmoet hebben? Daarna hebben we nog 'ns samen geluncht in Waldorf-Astoria, in New York.

Ina: O ja, die aardige man, hij was bij de UNO, geloof ik.

Paul: Precies! En daar is ie nou niet meer. Hij werkt nu voor Uncle Sam in München.

Ina: Maar wat bedoelt ie nou met dat pakje? Heb jij 'm een pakje gestuurd?

Paul: Zoiets, ja.

Ina: Wat bedoel je "met zoiets ja?"

Paul: (lacht) Ina, je vraagt nou toch heus wel een klein beetje te veel vandaag, hoor.

Ina: Ja! En ik kom geen stap verder.

Paul: (lacht)

Ina: Toe nou! Heb jij die Sam een pakje gestuurd?

Paul: Ja, liefje, een keurig pakje. Netjes verpakt zelfs, in cellofaan... (lacht)

(straatgeluiden)

Ina: Het is jammer dat we te laat zijn voor 't postkantoor. Dat is nu gesloten.

Paul: Hoe dat zo?

Ina: Nou, daar hadden ze ons misschien kunnen vertellen waar die eh.... die dinges, die.... die Brigittenstraat ergens te vinden is.

Paul: Nou, d'r zullen toch nog wel andere mensen zijn die dit weten.

Ina: Ho, heb ik niet veel van gemerkt. En ik heb een dorst, Paul!

Paul: Ik geloof niet, vrouwtje, dat je bepaald verrukt bent van Innsbruck, wel?

Ina: Jawel, maar ik ben moe! En ik verga van de dorst.

Paul: Nou, daar is toch af te komen? O kijk, aan de overkant zie ik een cafeetje. Denk je dat je dat nog halen kunt, hè?

Ina: 'k Zal het proberen, maar ik beloof niks. O, m'n droge martini, daar kom ik dan eindelijk tot je!

Paul: (lacht)

(geroezemoes van stemmen, Oostenrijkse muziek)

Ober: Twee droge martini's.

Paul: Dank u. En breng er meteen nog maar twee, ober.

Ober: Nog twee, meneer?

Paul: Ja, nog twee.

Ober: Graag, meneer.

Paul: O ja, en eh.... ober...., kent u hier een straat, de Brigittenstraat?

Ober: Brigittenstraat, meneer?

Paul: Ja.

Ober: Hier in Innsbruck?

Paul: Ja, hier in Innsbruck.

Ober: Nee, nooit van gehoord, meneer. Ik ben hier geboren, maar 'k heb nooit van m'n leven gehoord van de Brigittenstraat.

Ina: Is er dan misschien een bepaalde wijk die zo heet? Of een dorpje in de buurt?

Ober: Nee, mevrouw. Of... wacht! Ja!! Er is een kantoor, een telefoonkantoor. Dat heet Brigittenstraat.

Paul: Ach, dank je wel, ober. Natuurlijk, Ina. Dat ik daar niet aan gedacht heb. Wacht jij hier even?

Ina: Mm.

Paul: Ik zie daar een telefooncel, ik ben direct terug.

(draait een nummer)

Receptionist: Hallo?

Paul: Spreek ik met Brigittenstraat 37?

Receptionist: Spreekt u mee. Met wie?

Paul: U spreekt met Paul Vlaanderen.

Receptionist: O ja, meneer Vlaanderen. ik verwachtte u al. Wilt u het volgende adres even noteren? Mariastraat 16. (hangt op)

Paul: Hallo? Ha....

(geroezemoes van stemmen, Oostenrijkse muziek)

Ina: Wij ontmoeten u toch ook overal, Mr. Harper. Hoe komt u zo opeens in Innsbruck?

Harper: Ik heb u dit al 'ns uitgelegd, mevrouw Vlaanderen. Ik bezoek geregeld de verschillende filialen van onze bank.

Ina: Oh juist, ja. Wanneer gaat u weer terug naar Munchen?

Harper: Vandaag nog. Ik pak de trein van 10 u. 15.

Ina: O, daar is m'n man.

Paul: Hallo, Harper. Zo in Innsbruck?

Harper: Ja, een paar uurtjes maar. Voor zaken.

Paul: O, juist, ja.

Harper: Ik wilde juist aan uw vrouw vragen of er al nieuws was van Betty Conrad.

Paul: Nee, helaas niet. Integendeel zelfs, de zaak schijnt hoe langer hoe gecompliceerder te worden...

Harper: Werkelijk?

Paul: Ja. U heeft waarschijnlijk nog niet gehoord dat nu June Jackson, het kamergenootje van Betty, ook verdwenen is.

Harper: June Jackson?

Paul: Ja.

Harper: Maar m'n hemel, dat is verschrikkelijk! Wanneer is Dat nu weer gebeurd?

Paul: Vanmorgen.

Harper: Het is ontzettend! Daar moet nu toch iets aan gedaan worden.

Ina: Kent u June, Mr. Harper?

Harper: Jawel, hoewel niet zo goed. Aardig kind, geloof ik wel. Amerikaanse, niet? En vertel 'ns, heeft zij helemaal geen briefje of zo achtergelaten?

Paul: Niets.

Harper: Maar ze hebben toch zeker de politie hiervan in kennis gesteld? Er moet toch 'ns iets gebeuren, vind ik. Die arme Mrs. Weldon, die is zeker in alle staten.

Paul: Ja, die vrouw is wanhopig, dat begrijpt u.

Harper: Maar meneer Vlaanderen, wat denkt u nu wel wat er allemaal achter zit? Waarom worden die meisjes ontvoerd? Zou het een kwestie van geld zijn? Is er een losgeld geëist?

Paul: Niet bij mijn weten. En we weten ook niet of de meisjes inderdaad ontvoerd zijn. Het was helemaal niet moeilijk voor ze om zo gewoon weg te lopen. Dat komt trouwens al meer voor op die scholen. U veronderstelde dat toch ook... toen wij elkaar de vorige maal ontmoetten, niet?

Harper: Ik?

Paul: Ja.

Harper: Maar Betty was dol op dat pensionaat. Dat weet ik zeker. Waarom zou ze dan weglopen?

Ina: Misschien werd ze door iemand meegelokt.

Harper: Ja, goed, maar.... waarom? Waar gaat het om? Ik moet eerlijk zeggen, ik begrijp er niets van.

Paul: Werkelijk niet, Harper? Maar misschien wilt u ons excuseren.

Harper: Ja, natuurlijk. Daar komt trouwens de man al aan met wie ik een afspraak heb. Bel me op als u iets weet, meneer Vlaanderen.

Paul: Ik beloof het u. (Harper verlaat de zaak)

Ina: Hij scheen toch werkelijk geschrokken van de verdwijning van June, geloof je niet?

Paul: Ja... 't Is een merkwaardige jongeman..., overgevoelig, dunkt me.

Ina: In de bankwereld vind je niet zo gauw mensen met een artistiek temperament.

Paul: O..., noemen ze dat zo? Ober?

Ober: Ja, meneer?

Paul: Misschien kunt u mij nog een inlichting geven. Ik moet nu een straat hebben, de Mariastraat. Weet u die hier ergens?

Ober: Jazeker, meneer. Die ligt wel even buiten de stad. Hebt u een wagen?

Paul: Ja.

Ober: Nou, meneer, u volgt hier de hoofdstraat tot aan de.... tweede kruising, en dan.... 'ns kijken.... de derde straat rechts.

(in de auto)

Ina: Hier komt de derde straat, Paul.

Paul: Ja.

Ina: Daar staat een bordje, onder de lantaarn.... Mariastraat! Ja, dat is 'm. Het lijkt wel of ie doodloopt. Zullen we de wagen hier laten staan? Wat denk je ervan?

Paul: Ja, dat is een goed idee, ja. (remt af, ze stappen uit, sluiten het portier en doen een paar stappen)

Ina: Een raar straatje, Paul... Wat een huizen...

Paul: Meer krotwoningen, als je 't mij vraagt, hè?

Ina: En geen mens te bekennen. De hele straat lijkt me onbewoonbaar verklaard...

Paul: Wacht 'ns even, kun jij een nummer zien?

Ina: 'ns Kijken. Tien, ja. Daar hebben we twaalf....

Paul: Veertien... Zestien... Ja, dan moet het toch hier zijn, hè?

Ina: Ja.

Paul: Blijf jij beneden aan 't trapje staan, Ina. Voor het geval dat...

Ina: Ja, goed, goed.

Paul: (gaat het trapje op) Ja, hier is een.... een bel. Nog een ouwe trekbel, zeg! (belt aan)

Ina: Hoor je iets?

Paul: Geen steek.

Ina: Probeer nog 'ns.

Paul: Ja. (belt aan, komt weer naar beneden)

Ina: Die man zei toch dat ze je verwachten?

Paul: Dat nou niet precies, nee.

Ina: (zucht) D'r is toch iets dat me niet bevalt, Paul.

Paul: Ik vraag me af of het huis wel bewoond is.

Ina: D'r komt een auto aan het eind van de straat. Ik dacht dat die straat doodliep, Paul? (auto nadert)

Paul: Ja, dat dacht ik ook, ja.

Ina: Paul! Wat een licht!

Paul: Hé, wat doet die vent? 't Lijkt wel een zoeklicht!

Ina: Ik zie niks meer.

Paul: Ina! Laat je vallen! Kijk uit!! (schoten, auto verdwijnt)

Ina: (zucht verschrikt)

Paul: Ina...., ben je gewond?

Ina: Och, Paul!

Paul: Je hebt toch niets, kindje?

Ina: Nee. Jij, Paul?

Paul: Nee, ik heb niks, geen schrammetje. Je kon natuurlijk ook niks zien, wel?

Ina: Nee, ik was totaal verblind!

Paul: 'k Begrijp er niks van. Hier begrijp ik nou toch.... Wacht 'ns, m'n zaklantaarn. Ik begrijp niet hoe ze ons konden missen! Daar begrijp ik nou werkelijk geen jota van.

Ina: Waar zoek je naar, Paul?

Paul: Hier.... hier, die deur.... Zie je? Geen splintertje d'r af!

Ina: Nee.

Paul: En links en.... en rechts, dat muurtje.... Nee, ook niks.

Ina: Nou ja, wat.... wat zegt dat dan?

Paul: Wel, dat.... dat bewijst alleen dat....

Ina: Ja, wat nou, lieveling?

Paul: Sapristi, Ina! Ik heb het!!... Ze hebben natuurlijk geschoten met losse patronen!

(geroezemoes van stemmen)

Paul: Goeienavond.

Receptionist: Goedenavond.

Paul: Mag ik m'n sleutel?

Receptionist: Alstublieft, meneer, uw sleutel.

Paul: Merci.

Receptionist: Heeft u gravin Dekker al gezien, meneer?

Paul: Nee.

Receptionist: Ze was daarstraks hier. Ze vroeg naar u. Dat is al de tweede keer dat ze vanavond naar u gevraagd heeft. Eh.... kijkt u 'ns in de lounge als u wilt, meneer.

Paul: Goed, dank u wel. (stapt naar de lounge, pianomuziek) Het spijt me dat ik u heb laten wachten, maar ik wist niet dat u.... u....

Gravin Dekker: Nee, natuurlijk niet, meneer Vlaanderen. Ik kwam zomaar op goed geluk. Ach, goeienavond, mevrouw Vlaanderen.

Ina: Goeienavond.

Dekker: Ja, ik vind het vreselijk, meneer Vlaanderen, dat ik u zo laat nog moet lastig vallen. Ik weet hoe druk u het heeft. Maar vanmiddag is er iets gebeurd waarvan ik stellig vind dat u het weten moet.

Paul: Nou, ga uw gang, gravin. Ik luister.

Dekker: Ik was vanmiddag gaan winkelen in Garmisch, en parkeerde mijn wagen gewoon waar ik 'm altijd neerzet. En toen ik terugkwam, vond ik deze envelop, op m'n plaats achter het stuur.

Paul: Mag ik 'ns zien? Dank u.... Hé, geen naam d'r op. Hij was toch wel voor u bedoeld?

Dekker: Ja, dat weet ik niet.

Paul: Wat zat erin?

Dekker: Deze ring. En dit cocktailstokje. Zo'n zelfde als u vond in de kamer van June.

Paul: Mm. Hebt u de ring als eerder gezien?

Dekker: Nee. Maar ik belde Mrs. Weldon op, om het 'r te vertellen, en.... ik beschreef 'r de ring zo goed mogelijk en toen zei ze direct dat het de ring was van June Jackson.

Ina: Van June Jackson?

Dekker: Ja... Maar ik.... ik vraag me toch af, meneer Vlaanderen, als dat zo is, waarom hebben ze 'm nou juist in mijn wagen gedeponeerd?

Ina: Misschien was het bedoeld als een aanwijzing, of een boodschap of zoiets.

Dekker: Ja maar..., waarom in mijn wagen?

Paul: Dat kan een vergissing geweest zijn.

Dekker: Ja, dat dacht ik ook. En toch, ergens heb ik zo'n idee dat het dat niet was.

Paul: Hebt u hier al met Mr. France over gesproken?

Dekker: Jazeker. En hij raadde me aan me direct met u in verbinding te stellen.

Paul: Wist Mr. France dat u vanmiddag in Garmisch zou gaan winkelen?

Dekker: Ja, zeker. Waarom vraagt u dat?

Paul: Ik zou zeggen, laat u die ring en die cocktailstick maar bij mij. Ik zal er met inspecteur Breckschaft over praten. Morgenochtend vroeg spreek ik 'm wel.

Dekker: O. Ja. Ja, goed, meneer Vlaanderen. 't Spijt me u gestoord te hebben.

Paul: Geen kwestie van, gravin. Ik dank u dat u nog even bent komen aanlopen.

Ina: Kunnen wij u nog iets aanbieden, een kop koffie misschien?

Dekker: Nee, dank u zeer, mevrouw Vlaanderen. Ik moet nu echt gaan. Goeienacht.

Ina: Goeienacht.

Dekker: Goeienacht, meneer Vlaanderen.

Paul: Gravin.

Ina: (gaat naar de lift en opent de deur) D'r is geen liftboy te bekennen.

Paul: Da's toch niet nodig, Ina. Dat doen we zelf wel. Ga d'r maar in. Zo.... (sluit deur, lift start)

Ina: Geloof jij dat die ring werkelijk van June is?

Paul: O, daar ben ik van overtuigd.

Ina: Hoe kan je daar zo zeker van zijn?

Paul: Omdat ik 'm vanmorgen nog gezien heb.

Ina: Vanmorgen?

Paul: Ja, vanmorgen, dat zei ik.

Ina: Hoe kan jij 'm vanmorgen nog gezien hebben, Paul? Toen we bij die Mrs. Weldon aankwamen, was June al weg!

Paul: Dat weet ik toch wel. (lift stopt)

Ina: En je vent ook helemaal niet in haar kamer geweest.

Paul: Vanmorgen niet, nee.

Ina: Dan heb je 'm gisteravond gezien.

Paul: (lacht) Dat heb ik toch niet gezegd.

Ina: Kom nou, Paul, hou nou op met je geheimzinnigdoenerij en geef een behoorlijk antwoord.

Paul: Nou, kom Ina, wou jij in die lift overnachten? (sluit de deur)

Ina: (zucht)

Paul: Zo. Kom nou maar mee, schat.

(gezoem van scheerapparaat)

Ina: (geeuwt) Hoe laat is het, Paul?

Paul: Bijna negen uur.

Ina: Hè, ik word wakker door dat scheerapparaat. Waarom maken ze die dingen niet met geluiddempers erop?

Paul: Ja, daar heb ik ook geen idee van. Zeg, het is heerlijk weer, lieveling.

Ina: Mm.

Paul: We hadden al lang op moeten zijn.

Ina: Is de thee al gebracht?

Paul: Nee, nog niet. Dat kan ieder ogenblik komen, denk ik.

Ina: Welke dag hebben we eigenlijk?

Paul: Het is vrijdag, de 18de.

Ina: Vrijdag, de achttien....

Paul: Mm.

Ina: O... Wat doen we vandaag?

Paul: Nou, ik voel er wel iets voor om nog 'ns naar Oberammergau te gaan.

Ina: Wat? Naar dat hotel?

Paul: Ja. We konden daar wel 'ns gaan lunchen.

Ina: Waarom? Wou je die Gunthers nog een keer spreken?

Paul: Nee, het is me meer te doen om die foto.

Ina: Foto?

Paul: Ja, die foto die in de kleine salon hing waar we geweest zijn...., de foto van Gunther in die filmstudio.

Ina: Waarom wil je voorvoor naar.... (er wordt geklopt)

Paul: Ja? Daar is de thee.

Ina: Zet het blad daar maar neer, bij de (kaptafel?)

(geroezemoes van stemmen)

Ina: 't Lijkt me weer stampvol vandaag. 'k Geloof nooit dat er nog een tafeltje vrij is, Paul.

Paul: Nee, daar ben ik ook bang voor.

Ina: Je had op moeten bellen.

Paul: Ja, dat heb ik met opzet niet gedaan.

Ina: Maar de Gunthers kunnen toch nooit....

Paul: De heer Gunther heeft ons al gezien. Luister, Ina.

Ina: Ja?

Paul: Ga jij straks even terug naar die kleine salon en bekijk die foto nog 'ns waar je 't over had.

Ina: Ja?

Paul: Daar staat een datum op. Die datum wou ik graag weten.

Ina: Goed, Paul.

Fritz Gunther: Kijk, daar hebben we meneer en mevrouw Vlaanderen. Ha, wat een verrassing! Ons huis schijnt bij u nogal in de smaak te vallen.

Paul: Ja, het was zulk prachtig weer, we hebben er maar van geprofiteerd en zijn gaan rondtoeren.

Gunther: Ah, groot gelijk. (lacht)

Ina: En zo kwamen we in Oberammergau, en we dachten onmiddellijk aan lekker eten en drinken.

Gunther: Ja. (lacht)

Ina: Eigenlijk doen we niets anders sinds we in Duitsland zijn, Herr Gunther.

Gunther: Eh.... wat kunt u beter doen, mevrouw Vlaanderen. Eh.... zullen we in het bartje gaan zitten?

Ina: Je moet mij even excuseren, Paul.

Paul: Ja goed, wij zijn in 't bartje.

Gunther: De vestiaire en het.... het toilet is één trapje op, mevrouw Vlaanderen.

Ina: O, dank u.

(pianomuziek)

Paul: Op uw gezondheid, Mr. Gunther.

Gunther: Dank u. En op de uwe.

Paul: Mm. Dat smaakt.

Gunther: Ja. Ik wou u nog even vragen, meneer Vlaanderen, die boodschap die ik u heb overgebracht, dat berichtje dat ik per telefoon doorkreeg, was dat in orde?

Paul: Nou... niet precies, nee. D'r was een klein misverstand, veronderstel ik.

Gunther: Och, dat spijt me. Wat was de moeilijkheid?

Paul: Nou, die Brigittenstraat was geen straat maar een telefooncentrale.

Gunther: Een telefoon...

Paul: Ja.

Gunther: Een telefoon! Wat stom van me. Ik had die boodschap nog 'ns moeten laten herhalen. Wat spijt me dat nou.

Paul: O, 't is niet zo erg. De zaak is toch nog in orde gekomen, hoor. Och, daar zijn mijn vrouw.

Gunther: Ha, komt u d'r bij zitten, mevrouw Vlaanderen. Eh.... ik heb een droge martini voor u besteld. Dat was toch de bedoeling, nietwaar?

Ina: Jazeker, uitmuntend zelfs. Is mevrouw Gunther er vandaag niet?

Gunther: Eh.... jawel, maar eh.... de algemene klacht, hè: we zitten nogal krap in 't personeel, en nou kan mijn vrouw moeilijk uit de keuken weg.

Ina: Ach ja.

Gunther: Ik moet nu trouwens even naar haar toe. U excuseert mij?

Ina: Ga uw gang.

Gunther: Ik zal een tafel voor u vast zien te houden, meneer Vlaanderen.

Paul: Graag.... En?

Ina: Hij is weg.

Paul: Weg? De foto?

Ina: Ja. Hij hangt er niet meer.

Paul: Weet je 't wel zeker? In die uiterste hoek....

Ina: Ik weet het wel, Paul. Maar hij hangt er niet meer, daar hangt nou een kleurenfoto voor in de plaats, van een skischans in Garmisch.

Paul: Zo... Weg... Sapristi, dat is merkwaardig...

Ina: Paul, heb jij die ansichten ook gezien die ik in Oberammergau gekocht heb? Ik geloof dat ik ze verloren heb.

Paul: Ach welnee, die liggen daar, bij je handschoenen.

Ina: Ach! Hè, wat dom. Ik wou er een aan Charlie sturen. Hoe laat wordt de bus gelicht?

Paul: De hotelbus beneden, om eh.... om zes uur.

Ina: O, en hoe laat is 't nou.

Paul: Nou, 't zal ongeveer half zes zijn.

Ina: O, mooi. Wat zal ik schrijven aan Charlie?

Paul: Nou, schrijf maar "Heerlijk weer. Prachtige vergezichten. Heerlijk land. Spoedig terug".

Ina: Hè? Spoedig terug?

Paul: Ja. Bereid 'm alvast maar voor. Dan hou je 'm wakker.

Ina: Oho... jaha.... Paul?

Paul: Ja?

Ina: Waarom was je eigenlijk zo benieuwd naar die foto in hotel Römer?

Paul: Dat zei ik je toch al: d'r stond een datum op. Die had ik moeten noteren, die keer toen we 'm het eerst zagen.

Ina: Wat moet je dan met die datum?

Paul: Ik wou alleen maar weten wanneer, ongeveer, die foto genomen werd. Als ik dat had geweten, dan had ik wel kunnen uitvinden waar die studio ergens was, en ook de naam van de film die toen opgenomen werd.

Ina: Ja maar, goed, wat dacht je daar nou mee te bereiken? We weten tenslotte dat Gunther bij de film was, dus verder zie ik niet in.... (er wordt geklopt)

Paul: D'r wordt geklopt.

Ina: Ik ga wel even.... (gaat de deur openen) O, goeie middag, Mr. Breckschaft.

Breckschaft: Mag ik binnenkomen, mevrouw?

Ina: Natuurlijk, komt u binnen.

Paul: Kom d'r in, Breckschaft.

Breckschaft: 'k Ben maar meteen doorgelopen naar uw kamer. Ik heb nieuws voor u. Slecht nieuws weliswaar.

Paul: Is... Betty Conrad...

Breckschaft: Dood. Ze hebben het lijk gevonden in een veld dichtbij Schreidenstein.

Ina: Schreidenstein? Dat is het landhuis van gravin Dekker!

Breckschaft: Ja. Ze lag in een soort dal, onder struikgewas, ongeveer twee kilometer van het huis af. 't Is geen wonder dat we haar niet gevonden hebben: ze lag onder wat takken en dorre bladeren. Haar gezicht was onherkenbaar verminkt. De mantel lag over haar heen. Er had kennelijk een worsteling plaatsgehad.

Paul: Een blauwe mantel?

Breckschaft: Ja..., een blauwe mantel.

Paul: Hoe werd ze ontdekt?

Breckschaft: Ongeveer een uur geleden kregen we een anoniem telefoongesprek door, een mannenstem. Hij zei precies waar we haar konden vinden.

Paul: Juist... En hoe laat precies werd het lichaam gevonden?

Breckschaft: Tussen... half vijf en vijf uur.

Paul: En u hebt geen idee hoe lang ze daar gelegen kan hebben?

Breckschaft: Nee, ik wacht het medisch rapport nog af. 'k Zal het wel op m'n bureau vinden als ik straks terugkom.

Paul: Zo... ja... In ieder geval bedankt, Breckschaft, voor het bericht.

Breckschaft: Als we maar enig idee ervan hadden wat hier allemaal achter zit, meneer Vlaanderen, wat het motief is!

Paul: Hebt u de school al opgebeld?

Breckschaft: Nog niet.

Ina: En de gravin Dekker?

Breckschaft: Ook nog niet. Maar daar zal ik wel heen moeten, want tenslotte werd het lichaam op haar terrein gevonden.

Paul: Ja. Ik ben erg benieuwd hoe vooral zij zal reageren op die tijding. Het spijt me, Breckschaft. Jammer dat dit zo een einde moest nemen, hè?

Breckschaft: Heel jammer, ja. Mocht ik vanavond nog iets naders weten, dan bel ik u wel even op.

Paul: Graag.

Breckschaft: Tot ziens, Herr Vlaanderen.

Ina: Tot ziens, Herr Breckschaft.

Breckschaft: Gnädige Frau. (verlaat de kamer en sluit de deur)

Ina: Paul, had dit niet voorkomen kunnen worden?

Paul: Ik heb werkelijk alles gedaan wat in m'n vermogen lag, Ina. Ik heb zelfs....

Ina: Wat?

Paul: Ja, je kunt het je waarschijnlijk niet voorstellen, Ina, maar.... ik heb werkelijk als een gek gesjouwd om tenminste een tweede moord nog te voorkomen.

Ina: Een tweede moord?

Paul: Ja. (telefoon) Maar toe, vraag me d'r maar niet verder over, kindje. Ja, laat maar, ik neem 'm wel even. (neemt op) Hallo?

Receptionist: Meneer Vlaanderen?

Paul: Ja?

Receptionist: Hier komt Londen voor u. Sir Graham Forbes.

Paul: Ja, verbindt u maar door.... Sir Graham.

Ina: Ah?

Sir Graham: Ja, Vlaanderen? Ben je daar?

Paul: Hallo? Sir Graham?

Sir Graham: Kun je me verstaan? Ik heb nieuws voor je.

Paul: Ik ook voor U, Sir Graham.

Sir Graham: Ja?

Paul: Betty Conrad.... is dood.

Sir Graham: Dood?

Paul: Ja. Ze hebben d'r lichaam gevonden. Een uur geleden ongeveer. Vermoord.

Sir Graham: Zeg Vlaanderen, je voelt je toch wel goed, hè?

Paul: Ja, natuurlijk. Wat bedoelt u?

Sir Graham: Ja, voor de duivel, waar praat je dan over? Betty Conrad is springlevend. Ze is hier op het ogenblik, op mijn kantoor! Ze zit vlak tegenover me!