Home / Index D. / De dood van de rechter / Deel 3 - De dood van de rechter

Deel 3 - De dood van de rechter

Op een herfstavond wordt Heinrich Borchert, commissaris van politie, in zijn privé-woning opgebeld door een jongeman. Hij kondigt hem aan dat hij zijn vader wil vermoorden. Hij maakt noch zijn naam noch zijn motief bekend, maar voor hij de hoorn neerlegt, verwijst hij vaag naar een krantenartikel.

Hoewel het telefoontje nauwelijks concrete feiten bevat, zet het Heinrich Borcherts fantasie aan het werk. In de krant vindt hij slechts één artikel dat in aanmerking zou kunnen komen. Het is een bericht over een gepensioneerde rechter aan wie verweten wordt dat hij in de laatste twee jaren van de oorlog onverantwoorde terdoodveroordelingen als lid van de krijgsraad geveld heeft.

Tegen Johann Gerber, zo luidt de naam van de rechter, werd evenwel nooit een strafproces aangespannen. De volgende dag zoeken Heinrich Borchert en zijn assistent de rechter op. Bij de gesprekken met het echtpaar Gerber wordt het steeds waarschijnlijker dat het telefoontje gepleegd werd door de jongste zoon van de rechter, die naar men zegt in München zou moeten zijn. Ondertussen zwerft deze zoon, Bernd Gerber, na een nacht in een hotel in Hamburg rond. De politie zoekt hem en hij doet alles om hun de speurtocht gemakkelijk te maken.

Beluister deel 3 en lees het script op deze pagina mee.

Selecteer een deel.

De rolverdeling van deel 3.

Sjoerd Pleijsier Bernd Gerber
Peter Aryans Johann Gerber, zijn vader
Simone Rooskens Annemarie Gerber, zijn moeder
Guusje Westermann Eva Gerber, zijn zuster
Jim Berghout Erich Gerber, zijn stiefbroer
Camilla Braaksma Jennifer Landowsky, vriendin van Bernd
Pieter Lutz Heinrich Borchert, hoofdcomissaris
Wim van den Heuvel Peter Timm, zijn assistent
Teuntje de Klerk Maike Schimann, secretaresse van Erich Gerber
Tim Beekman Arts
Auteur: Adolf Schröder
Vertaling: Loes Moraal
Regie: Hero Muller
Inspiciënt: Monique Stam
Omroep: AVRO
Dit deel is uitgezonden op: 06-05-1990

Het script van deel 3.

Het script is voor u uitgeschreven door Herman en Marc Van Cauwenberghe.

Peter Timm: Mijn baas, Heinrich Borchert, hoofdcommissaris bij de afdeling Moordzaken, werd opgebeld door een jongeman die zei zijn vader te willen vermoorden. Hij noemde noch zijn naam noch het motief voor de moord. Wel verwees hij naar een artikel dat in de krant zou staan. In de krant stond maar één artikel dat op de zaak betrekking zou kunnen hebben. Het ging over een inmiddels gepensioneerde rechter die beschuldigd werd in de laatste oorlogsjaren op onverantwoorde wijze meerdere malen de doodstraf te hebben uitgesproken. Borchert en ik bezochten samen deze rechter en in de loop van het gesprek werd het duidelijk dat de jongeman die Borchert gebeld had Bernd Gerber was, de jongste zoon van de rechter. Inmiddels zwierf Bernd door Hamburg, sprak met zijn zusje Eva en leerde een jonge vrouw kennen, Jenny Landowsky. De commissaris heeft een gesprek met Bernds zusje Eva. Ook Erich Gerber, de oudere halfbroer van Bernd, probeert in te grijpen. Hij vraagt zijn vader de stad te verlaten tot Bernd weer tot rust is gekomen, maar rechter Johann Gerber weigert, net zoals hij had geweigerd ons zijn medewerking te verlenen. Hij blijft alleen in zijn werkkamer. Een gesprek dat Borchert met Bernd onder vier ogen heeft eindigt met de vlucht van de jongeman. De rechter Johann Gerber is neergeschoten. Zijn dochter Eva heeft hem dood in zijn werkkamer gevonden...

(aankondiging van het hoorspel)

Peter Timm: Het spijt me echt, maar u kunt niet naar binnen, u moet nog even wachten.

Borchert: Geen wapen. Het raam is open, maar niet geforceerd. Hoe heeft ie dat voor mekaar gekregen? (telefoon) Verdomme nog aan toe! 'k Heb toch echt m'n best gedaan.

Annemarie: (heeft opgenomen) Bernd? Ben jij het Bernd? Waarom heb je dat gedaan? Hij hield van je, je moet toch geweten hebben dat hij van je hield.

Borchert: Eh... mag ik even, mevrouw? Bernd?... Hij heeft opgehangen. (legt neer) Wat heeft ie gezegd?

Annemarie: Niets! Ik... ik heb 'm alleen maar horen ademen.

Borchert: Mevrouw Gerber, ik... Het spijt me dat ik de dood van uw man niet heb kunnen verhinderen. Wilt u direct waarschuwen als uw zoon weer belt?

(deurbel)

Jennifer: (gaat openen) Bernd! Je bent teruggekomen! Kom binnen, kom binnen, dan zet ik een kopje koffie voor je. Of eh... misschien wil je liever een biertje? (sluit de deur) Ga toch zitten... Waar kom jij vandaan?

Bernd: Ik heb mijn vader gedood.

Jennifer: Waarom?

Bernd: Omdat ie tegen me gelogen heeft.

Jennifer: Je bent gek! Alle vaders liegen altijd tegen hun kinderen.

Bernd: Meen je dat nou?

Jennifer: Ja! Toen ik dertien was, heb ik besloten nooit meer in volwassenen te geloven. En toen begon ik zelf te liegen. Hé, wat heeft jouw vader jou écht aangedaan?

Bernd: (zucht)

Jennifer: Weet je, ik zou blij zijn geweest als ik een vader had gehad. Ook al was 't een rotvent. Nou, blijf vannacht hier, dan neem je morgen mijn auto.

Bernd: Mm.

Jennifer: Je moet er vandoor, Bernd.

Borchert: Mevrouw Gerber?

Annemarie: Ja?

Borchert: Waar zijn uw kinderen?

Annemarie: Die zijn boven. Ik wilde even alleen zijn. Wat gebeurt er met Bernd, commissaris?

Borchert: We gaan 'm zoeken.

Annemarie: Ik had niet verwacht dat hij het zou doen. Tot de laatste seconde heb ik dat niet kunnen geloven. Eigenlijk geloof ik het nog niet. 'k Dacht dat ik Bernd goed kende.

Borchert: Wist u van het oorlogsverleden van uw man?

Annemarie: Ja. Johan heeft het me verteld voordat we trouwden. Op zijn manier was hij erg eerlijk. 'k Wist dat ik met een eenzame man ging trouwen. Maar... ik kon het de kinderen toch niet vertellen? Dat had Johan zélf moeten doen. Had ie het maar gekund...

Borchert: Was Bernd geïnteresseerd in politiek? Was hij lid van een of andere studentenbeweging?

Annemarie: Nee, maar toen we een paar jaar geleden in Amsterdam waren, zei ie tegen me: hiér zou ik nou graag geboren willen zijn. Hier, niét in Duitsland. Het enige wat 'm écht interesseert is schilderen.

Borchert: Heeft iemand de eetkamer nog verlaten voor u het schot hoorde?

Annemarie: Ik heb geen schot gehoord, ik... ik... ik dacht dat er iets omviel. Ja, Erich is naar Bernds kamer gegaan.

Borchert: Wat heeft ie daar gedaan?

Annemarie: Hij heeft het dagboek van Bernd gezocht.

Borchert: En heeft ie het gevonden?

Annemarie: Ja, hij... hij dacht dat er misschien adressen van z'n vrienden in zouden staan.

Borchert: En dat vertelt u me nu pas! Ja, kan ik het meenemen?

(in de auto)

Peter Timm: Waarom ben je zo stil?

Borchert: Rij nou maar.

Peter: Een duidelijke zaak. We hoeven 'm alleen nog maar op te sporen.

Borchert: Vind jij het écht een duidelijke zaak?

Peter: Wat wil je dan nog méér? Voetafdrukken in het bloembed onder het raam, een duidelijke vingerafdruk op de vensterbank.

Borchert: Ja, en er lag zelfs aarde op het vloerkleed. D'r bestaat geen twijfel over dat Bernd daar geweest is.

Peter: Maar?

Borchert: Wat ik niet begrijp is dat mevrouw Gerber wel een geluid heeft gehoord, maar niemand schijnt een schot gehoord te hebben.

Peter: Mm.

Borchert: 'k Zou graag willen weten wat Eva heeft gezien.

Peter: Wat zou ze gezien moéten hebben?

Borchert: Ja, het geluid dat mevrouw Gerber hoorde moet toch ergens door veroorzaakt zijn. Vraag: waardoor? Peter: Zal ik jou 'ns wat zeggen, Heinrich? Jij wilt gewoon dat die... die Bernd... Zal ik jou 'ns wat zeggen, Heinrich? Jij wilt gewoon niet dat die Bernd het heeft gedaan.

Borchert: Nou ja, kom...

Peter: En vraag me niet waarom. Aan de andere kant: Erich Gerber was niet in de eetkamer toen het schot viel. Je zou je kunnen afvragen of ie wérkelijk in de kamer van Bernd was.

Johann Gerber: Van het volk waaruit ik ben geboren leerde ik de schuld dood te zwijgen, ze alleen met de lippen te bekennen of ze te verloochenen. Een andere leermeester heb ik niet gehad.

(telefoon)

Borchert: (zucht - neemt op) Ja? Borchert.

Bernd: Ik ben het weer. Ik heb een aanwijzing voor u.

Borchert: Luister eerst even. Het interesseert me niet waarom je nu weer belt. Maar één ding moet je goed weten: we zoéken je met alle middelen die ons ten dienste staan.

Bernd: Ik wilde u alleen maar zeggen dat ik een groene auto heb met kenteken HH-AS-268.

Borchert: Waarom vertel je me dat, midden in de nacht? Heeft je vader het raam van z'n kamer zélf opengedaan?

Bernd: Ik Weiger over mijn vader te spreken. (breekt het gesprek af)

Peter Timm: Gaat u zitten.

Erich: Wordt dit een verhoor?

Peter: Ja, ik weet niet wat u zich daarbij voorstelt. Ik wil u een paar vragen stellen, een verklaring opnemen in het protocol.

Erich: En daarom heeft u inlichtingen ingewonnen over mijn financiële positie?

Peter: Daar weet u dus van?

Erich: Zoiets gaat als een lopend vuurtje door de business.

Peter: Mm, wij wilden weten wie er eventueel van de dood van uw vader profiteert.

Erich: En toen bent u d'r achter gekomen dat het mij financieel héél goed uitkomt.

Peter: Inderdaad, ja.

Bernd: Ik bel je nog om te zeggen waar ik de auto heb neergezet. Jennifer: Goed.

Bernd: En bedankt. Voor alles.

Jennifer: Wat ga je doen, Bernd?

Bernd: Ik weet het nog niet. (gaat weg)

Borchert: Goeiedag, dokter.

dokter: Commissaris. Ja, over een uurtje of twee had het resultaat van mijn onderzoek op uw bureau gelegen. Wilt u het lijk zien?

Borchert: Nee, dank u. Maar ik zou graag van u willen weten hoe laat de heer Gerber is overleden.

dokter: Oh, ik dacht dat u wist wanneer het schot was gevallen. De dood is onmiddellijk ingetreden. Maar hoe laat precies, dat kan ik u niet zeggen, d'r is een speling van ongeveer twee uur.

Borchert: D'r zaten brandsporen op het jasje van de dode. Is het schot recht door het hart gegaan?

dokter: Ja ja. En van heel dichtbij afgevuurd. Dat was aan die wond duidelijk te zien.

Borchert: Dank u, dokter. Goeiedag.

dokter: Tot uw dienst, commissaris.

Peter Timm: Ik heb gehoord dat u niet in de eetkamer was toen het gebeurde.

Erich: Aan dat feit schijnt u grote waarde te hechten.

Peter: Dat zal u toch niet verbazen?

Erich: Ik was in de kamer van mijn broer.

Peter: Inderdaad. U zocht zijn dagboek.

Erich: (lachje) Ik zou d'r veel voor over hebben om te weten wat zich nu in uw hoofd afspeelt.

Peter: Goeie kans dat u teleurgesteld zou zijn.

(op straat)

Borchert: Juffrouw Gerber... U gaat gewoon naar uw werk?

Eva: Ieder mens neemt op z'n eigen manier afscheid. Staat u op mij te wachten?

Borchert: Ja. Ik wilde u nog een paar vragen stellen.

Eva: D'r zijn geen vragen meer.

Borchert: O ja, toch wel. Heeft u het schot dat uw vader doodde gehoord, juffrouw Gerber?

Eva: Zoals u ongetwijfeld gemerkt heeft, is de deur van mijn vaders werkkamer geluiddicht gemaakt. M'n vader is... m'n vader was zeer gevoelig voor geluid.

Borchert: Toch heeft uw moeder iets gehoord.

Eva: Ja, moeten we 't nou echt over zulke onbelangrijke dingen hebben? Kunnen we niet beter over Bernd praten? Over het waarom?

Borchert: Nee.

Eva: Waarom niet?

Borchert: "Waar je niet over praten kunt, moet je over zwijgen." Dat is de enige zin uit het boek van een filosoof die ik heb onthouden. [Wittgenstein]

Eva: D'r kan wél over worden gesproken.

Borchert: Goed. Laten we 't proberen. Uw moeder heeft een geluid gehoord ondanks de gecapitonneerde deur.

Eva: Ja. Ja, in de eetkamer zou je dat kunnen horen.

Borchert: Alleen daar? Nergens anders in huis?

Eva: Alleen daar.

Borchert: Zelfs een schot niet?

Eva: Ja, hoe moet ik dat weten? Ik... ik begrijp dit soort vragen niet.

Borchert: Wat zag u toen u de kamer van uw vader binnenkwam?

Eva: M'n vader. Hij lag op de grond. Hij was dood.

Borchert: Wat zag u nog meer? Wat heeft u nog méér gezien, juffrouw Gerber?

Eva: Bernd. Hij stond bij het raam, met een wapen in z'n hand. Een staande lamp was omgevallen. Dat moet het geluid zijn geweest dat mijn moeder heeft gehoord.

Borchert: Heeft uw broer nog wat gezegd?

Eva: Nee. Toen ie me zag, sprong ie via de vensterbank de tuin in. Ik heb u dat gisteren niet verteld, omdat mijn moeder d'r bij was.

Peter Timm: Meneer Gerber. Weet u misschien waar uw broer zou kunnen zijn? Ik denk dat het ook voor hem goed zou zijn als we 'm snel vinden.

Erich: Ik heb geen idee. Echt niet. En eerlijk gezegd heb ik al van het begin af aan het gevoel dat het me allemaal niets aangaat. "Laat de doden de doden begraven", dat staat toch ergens in de Bijbel? M'n broer is een vreemd wezen, ik geloof niet dat iemand 'm begrijpt.

Peter: Misschien wil hij de fouten herstellen die onze generatie heeft gemaakt.

Erich: Hadden wij onze vaders moeten vermoorden?

Peter: Nee, natuurlijk niet... Ter verantwoording moeten roepen.

Erich: Heeft Bernd dat gedaan? Ach, niemand windt zich d'r toch meer over op. De zigeuners bijvoorbeeld, we gebruiken dat woord een beetje voorzichtiger, maar we noemen ze nog steeds zo. Die mensen zijn toch nog steeds niet erkend als Nazi-slachtoffers? En dan de heren doktoren die afzichtelijke dingen hebben gedaan, die leven toch nog steeds alsof d'r nooit iets is gebeurd? In de meeste gevallen oefenen ze al lang weer vrolijk hun beroep uit. Hier, in Hamburg, hebben ze meer dan twintig kinderen opgehangen aan vleeshaken, en... god nog aan toe, veertig jaar na dato is het proces tegen die moordenaars als een nachtkaars uitgegaan. En dan onze dwangarbeiders. Als die eindelijk hun loon willen voor het smerige werk dat ze verplicht waren te doen, dan geeft onze industrie ze een aalmoes. En ons, Duitsers, schiet het dan opeens weer te binnen dat de Joden altijd hebben geprobeerd ons geld in te pikken. Of niet soms? En daar verschijnt mijn broer ten tonele, en schiet m'n vader dood. Dat zou toch iemand moeten begrijpen?

Peter: Ik denk... dat u het begrijpt.

Erich: Kan ik nu gaan? Of denkt u dat ik m'n vader vermoord heb?

Peter: U kunt gaan, meneer Gerber.

Johann Gerber: Van het volk waaruit ik ben geboren leerde ik de schuld dood te zwijgen, ze alleen met de lippen te bekennen of ze te verloochenen. Een andere leermeester heb ik niet gehad.

Erich: Bernd! Waarom ben je in godsnaam nog hiér? Waarom ben je 'm niet gesmeerd? Ze zoeken je!

Bernd: Had je het prettiger gevonden als ik er vandoor was gegaan?

Erich: Laten we ophouden met dat eeuwige bekvechten, Bernd. Wat je hebt gedaan, dat kan ik niet begrijpen, maar ik wil je wel helpen, ik... ik zou je geld kunnen geven.

Bernd: Nee... nee nee... nee nee, daarom kom ik niet.

Erich: Ja, waarom dan wel? Ga zitten.

Bernd: Nee, dank je. Ik wilde jou alleen maar wat vragen. Heeft vader er ooit met jou over gesproken? Ik bedoel... jij bent veel ouder dan ik.

Erich: Nee. Nee, met mij heeft ie d'r ook nooit over gesproken.

Bernd: Is... is dat onze schuld?

Erich: Nee, Bernd. Dat is niet onze schuld. Ik wou dat ik je kon helpen.

Bernd: Ik zou d'r alles voor over hebben, alles, als ik... als ik nog één keer met 'm zou kunnen praten.

Erich: En dat zeg je nadat... na wat er is gebeurd?

Peter Timm: Wacht je nog steeds op een telefoontje van 'm?

Borchert: Nee. Ik heb sterk het gevoel dat hij op mij wacht. Waarom hebben ze hem nog steeds niet gevonden? Ze hebben het autonummer, ze weten de kleur...

Peter: Dus jij denkt dat ie gevonden wil worden?

Borchert: Ja!

Peter: En als ie nou allang weg is uit Hamburg?

Borchert: Peter, ken jij Friedrichsruh?

Peter: Nee. Waar ligt dat?

Borchert: In het Sachsenwald. 't Is een heel klein dorpje. Het laatste wat Bernd Gerber in z'n dagboek schreef was dat ie daar met z'n vader was. En ik denk dat ie dat dagboek heeft gezocht toen ie gisterenmorgen in z'n ouderlijk huis was. Hij moet er erg aan gehecht zijn. Ik ga naar Friedrichsruh. Ik pak de auto en rij erheen. Ik word gek van dat wachten.

Peter: Maar de kans is groot dat je voor niks gaat.

Borchert: Mijn risico. (vertrekt)

Borchert: Bernd! Bernd!... Hij moét hier zijn.

Bernd: Omdraaien, commissaris, en geen beweging. Geen beweging!

Borchert: Vind je ook niet dat het nu genoeg geweest is? Geef mij dat pistool.

Bernd: Hoe wist u dat ik hier was?

Borchert: Ik heb je dagboek gelezen. Ik wil je één vraag stellen: heb jij je vader gedood? Bernd: Dat weet u toch?

Borchert: Dan moet ik je meenemen naar Hamburg.

Bernd: Bent u gewapend?

Borchert: Ja!... (schot)

Borchert: Met commissaris Borchert hier. Verbind me onmiddellijk door met inspecteur Timm. Ja Peter, met Heinrich hier. Hij zit hier ergens in het bos bij Friedrichsruh. Ik kom nu terug. Zorg jij alvast voor de voorbereidingen.

Borchert: Hoe kom jij hier in mijn auto?

Bernd: Ik heb u goed in de gaten gehouden.

Borchert: Vanaf het begin?

Bernd: Ja, vanaf het begin.

Borchert: Jij hebt in de lucht geschoten, in de hoop dat ik gericht op jou zou schieten. Weet jij niet hoe gevaarlijk het is om met mensenlevens te spelen?

(huisbel)

Eva: Ja?

Jennifer: U... u... u moet Eva zijn. Bernd heeft me over u verteld.

Eva: U kent Bernd?

Jennifer: Ja. Ik ben Jennifer. Eh... Jennifer Landowsky.

Eva: Weet u waar mijn broer is?

Jennifer: N... nee...

Eva: Ja, wat... wat wilt u van ons?

Jennifer: N... niets. Ik wil alleen het huis zien waar z'n vader heeft gewoond.

Eva: Hè?

Jennifer: Eh... weet je dat ik 'm benijd?... Dit huis, die tuin, deze straat met die grote bomen, en om jou.

Eva: Om mij?

Jennifer: Ja, eh... ik heb geen broer waarmee ik kan praten zoals jij met Bernd.

Eva: (lachje) Praten... Wat heeft praten nou voor zin gehad? Bernd heeft met mij gepraat, ja, maar hij heeft toch gedaan wat ie van het begin af aan van plan was.

Jennifer: Weet ik. Maar eh... maar toch... Eva, je moét me helpen.

Eva: Kom binnen. (ze gaan naar binnen)

Jennifer: (zucht) Jij bent zijn zusje. Misschien kan jij me zeggen wat ik moet doen.

Borchert: Nou, ga zitten, en vertel het maar 'ns.

Bernd: Wat moet ik vertellen?

Borchert: Wat je hebt gedaan. Alles.

Bernd: Nou, het was heel gemakkelijk. Het raam stond open. Ik hoefde alleen maar naar binnen te klimmen. Borchert: En toen?

Bernd: Toen heb ik geschoten.

Borchert: Heeft je vader nog iets tegen je gezegd? Heeft hij je aangekeken?... Geef antwoord als ik iets vraag. Bernd: Nee, hij heeft niks gezegd, en hij heeft me ook niet aangekeken. Waarom vraag u dit allemaal? Dit gaat u geen donder aan!

Borchert: Dit wapen heb jij bij het meertje weggegooid. (gooit het op het bureau) Maar met dit wapen is je vader niet neergeschoten. Een onderzoek toonde aan dat de kogel die we bij je vader gevonden hebben niét uit dit pistool komt. Bernd: Ik had er twéé.

Borchert: Jij bent een slechte leugenaar, Bernd. Wat betekent voor jou rechtvaardigheid? Oog om oog? Tand om tand? En waarom zwijg je? Je vader heeft ook gezwegen... veel te lang gezwegen. Ik heb je dagboek gelezen. Van haat tegen je vader was geen sprake. Integendeel, je hield van 'm. Wat is er gebeurd, Bernd?

(er wordt geklopt)

Peter Timm: Eh... neem me niet kwalijk, Heinrich...

Borchert: Ja?

Peter: D'r is hier iemand die je dringend moet spreken.

Borchert: 'k Kom d'r aan. (verlaat de kamer) En wat kan ik voor u doen?

Jennifer: Dag, commissaris. Ik ben Jennifer Landowsky.

Borchert: Ah! Juist.

Jennifer: Bernd is met mijn auto gevlucht. Ik ben hier omdat ik dit pakje in mijn kleerkast heb gevonden. Bernd moet het daar verstopt hebben voordat ie wegging.

Borchert: Mm. En wat zit er in dat pakje?

Jennifer: (opent het) Een pistool, en een brief.

Borchert: Heeft u de brief gelezen?

Jennifer: Ja. En ik denk dat het heel belangrijk is.

Borchert: Ken je deze voorwerpen? (legt het pistool op het bureau) Ik neem aan dat dit pistool eigendom was van je vader. Heb je de brief gelezen voordat je 'm meenam?

"Ik verklaar hierbij dat ik over een paar minuten vrijwillig mijn leven beëindig. Ik moet mezelf bekennen dat ik niet heb geleerd met mijn schuld te leven, en er op een menselijke wijze mee om te gaan. Van het volk waaruit ik ben geboren leerde ik de schuld dood te zwijgen, ze alleen met de lippen te bekennen, of ze te verloochenen. Een andere leermeester heb ik niet gehad. Aan mijn dood heeft mijn zoon Bend niéts bijgedragen. Mijn dood is het einde van een proces dat al heel lang geleden is begonnen. Ik doe dit vrijwillig, en heb er volledig vrede mee. Ik hoop met heel mijn hart dat mijn gezin mij kan vergeven." Was getekend: Johann Gerber.

Jouw vader was al dood toen je de kamer binnenkwam. Toen heb jij de brief en het pistool meegenomen om de bewijzen van de zelfmoord te laten verdwijnen. Je hebt je vader niet eens z'n eigen dood gegund.

Bernd: Dat was niet z'n eigen dood. Hij heeft het om mij gedaan.

Borchert: Je geeft geen antwoord. Was je vader al dood?

Bernd: (snikt) Ja...

Borchert: Waarom heb jij d'r alles aan gedaan om voor de dader te worden gehouden? Wilde jij je vader vermoorden toen je z'n kamer binnenging?

Bernd: Dat weet ik niet. Misschien wilde ik alleen maar met 'm praten, maar... hij was dood. Hij had het niet mogen doen, daar... daar had hij het recht niet toe.

Borchert: "Van het volk waaruit ik ben geboren leerde ik de schuld dood te zwijgen, ze alleen met de lippen te bekennen, of ze te verloochenen. Een andere leermeester heb ik niet gehad."... Geldt dat ook niet voor jou? "Ik moet mezelf bekennen dat ik niet heb geleerd met mijn schuld te leven, en er op een menselijke wijze mee om te gaan." Is het dat? Heb je van je vader verwacht dat hij je dat zou leren? Op z'n minst dat? Of was het toch anders? Heeft hij je misschien geleerd hoe je met schuldgevoelens om moet gaan, en stortte je wereld in elkaar toen je ontdekte dat je vader het zélf niet kon? Menselijk met z'n schuld omgaan? Ga naar huis, Bernd, en begraaf je vader. Iemand die z'n vader zo haat moet véél van 'm hebben gehouden. (Bernd verlaat het vertrek)

Jennifer: Bernd! Bernd... ik wist dat je 't niet gedaan kon hebben, ik wist het. Van het begin af aan.

Bernd: Ik moet naar huis. Ze wachten op me.

Jennifer: Mag ik mee?

Bernd: Ja.

Peter Timm: Maar controleer je z'n verhaal niet?

Borchert: Ach!... Het zal wel zo zijn gegaan. Eén ding begrijp ik nog steeds niet: wat wilde Bernd Gerber van mij? Waarom belde hij me steeds op? Ik heb het gevoel dat ik hopeloos te kort ben geschoten.

Peter: Waarom in 's hemelsnaam? Bernd Gerber heeft z'n vader niet vermoord. Je zou blij moeten zijn.