
Deel 2 - De dood van de rechter
Op een herfstavond wordt Heinrich Borchert, commissaris van politie, in zijn privé-woning opgebeld door een jongeman. Hij kondigt hem aan dat hij zijn vader wil vermoorden. Hij maakt noch zijn naam noch zijn motief bekend, maar voor hij de hoorn neerlegt, verwijst hij vaag naar een krantenartikel.
Hoewel het telefoontje nauwelijks concrete feiten bevat, zet het Heinrich Borcherts fantasie aan het werk. In de krant vindt hij slechts één artikel dat in aanmerking zou kunnen komen. Het is een bericht over een gepensioneerde rechter aan wie verweten wordt dat hij in de laatste twee jaren van de oorlog onverantwoorde terdoodveroordelingen als lid van de krijgsraad geveld heeft.
Tegen Johann Gerber, zo luidt de naam van de rechter, werd evenwel nooit een strafproces aangespannen. De volgende dag zoeken Heinrich Borchert en zijn assistent de rechter op. Bij de gesprekken met het echtpaar Gerber wordt het steeds waarschijnlijker dat het telefoontje gepleegd werd door de jongste zoon van de rechter, die naar men zegt in München zou moeten zijn. Ondertussen zwerft deze zoon, Bernd Gerber, na een nacht in een hotel in Hamburg rond. De politie zoekt hem en hij doet alles om hun de speurtocht gemakkelijk te maken.
Beluister deel 2 en lees het script op deze pagina mee.
Selecteer een deel.
Deel 1: De dood van de rechter |
Deel 2: De dood van de rechter |
Deel 3: De dood van de rechter |
De rolverdeling van deel 2.
Sjoerd Pleijsier | Bernd Gerber |
Peter Aryans | Johann Gerber, zijn vader |
Simone Rooskens | Annemarie Gerber, zijn moeder |
Guusje Westermann | Eva Gerber, zijn zuster |
Jim Berghout | Erich Gerber, zijn stiefbroer |
Camilla Braaksma | Jennifer Landowsky, vriendin van Bernd |
Pieter Lutz | Heinrich Borchert, hoofdcomissaris |
Wim van den Heuvel | Peter Timm, zijn assistent |
Joeri Prinsenberg | Soldaat |
Auteur: | Adolf Schröder |
Vertaling: | Loes Moraal |
Regie: | Hero Muller |
Inspiciënt: | Monique Stam |
Omroep: | AVRO |
Dit deel is uitgezonden op: | 29-04-1990 |
Het script van deel 2.
Het script is voor u uitgeschreven door Herman en Marc Van Cauwenberghe.
Peter Timm: Mijn baas, Heinrich Borchert, hoofdcommissaris bij de afdeling Moordzaken, wordt op een herfstavond thuis opgebeld door een jongeman. Deze vertelt hem dat ie van plan is zijn vader te vermoorden. Hij noemt noch zijn naam noch het motief voor de moord. Wel verwijst hij naar een artikel dat in de krant zou staan. Hoewel er nauwelijks concrete aanwijzingen zijn voor een onderzoek kan Heinrich Borchert het telefoongesprek niet uit zijn hoofd zetten. In de krant vindt ie maar één artikel dat op de zaak betrekking zou kunnen hebben. Het bericht gaat over een gepensioneerde rechter, Johann Gerber, die beschuldigd werd in de laatste twee jaren van de oorlog, als lid van de krijgsraad, op onverantwoorde wijze jonge militairen tot de doodstraf te hebben veroordeeld, maar tegen Johann Gerber werd geen strafvervolging ingesteld. De volgende dag brengen wij de rechter een bezoek. Tijdens het gesprek wordt het steeds waarschijnlijker dat zijn jongste zoon Bernd de jongeman is die Borchert heeft opgebeld. De jongeman zou echter niet in Hamburg maar in München verblijven. Alles is minder waar: Bernd Gerber zwerft, nadat hij de nacht in een hotel in Hamburg heeft doorgebracht, door de stad. Hij ontmoet zijn zuster Eva. Eva weigert haar broer te helpen, maar ze verraadt 'm ook niet. Wel belt ze haar stiefbroer Erich. Aan deze zoon, uit een eerder huwelijk van de rechter, vertelt ze wat Bernd van plan is. Bernd zoekt inmiddels z'n vroegere vriendin op en vraagt haar om hulp, maar zij wil niets meer met hem te maken hebben...
(aankondiging van het hoorspel)
Heinrich Borchert: Wat ik u nog vragen wilde, meneer Gerber: hoe is de verhouding tussen u en uw jongste zoon?
Johann Gerber: Weet u, sinds ik gepensioneerd ben, speelt dit bureau een belangrijke rol in m'n leven. Nou, eigenlijk voel ik me alleen op m'n gemak als het tussen mij en de mensen in staat, zoals nu. Met Bernd was dat anders, daar kon ik gewoon tegenover zitten zonder deze beschermende scheiding, ik had dat niet nodig. Ik geloof dat dat kwam, omdat ie me vertrouwde.
Borchert: En eh... was dat wederzijds?
Gerber: Ik begrijp wat u bedoelt, commissaris. Inderdaad, mijn verleden heb ik voor 'm verzwegen. Toen de oorlog afgelopen was, was ik nog heel jong. Ik dacht, net als bijna iedereen in dit land, dat je helemaal opnieuw kon beginnen als je vergat wat er was gebeurd, d'r... d'r niet meer aan dacht.
Borchert: Mm... en later?
Gerber: Later begreep ik dat we niet alleen onszelf, maar dat we ook onze kinderen bedrogen. Het verzwijgen van de waarheid was een nieuwe misdaad, en dat mag niet. Dat kan ook niet. Maar... toen kon ik al niet anders meer. Het was meelopen of uit de boot vallen. Hoe kon ik dat aan Bernd uitleggen?
Borchert: Ja, maar zou hij het uitleggen niet beter hebben begrepen dan uw zwijgen?
Gerber: Ik was bang... bang om m'n kinderen te verliezen, ik hou van ze.
Borchert: Misschien begrijp ik het.
Gerber: Hoe zou u dat kunnen begrijpen? De laatste soldaat die ik ter dood veroordeeld heb voor... voor een vergrijp van niks... was jonger dan Bernd nu. Hij was eigenlijk nog maar een kind. Ik was erbij toen het vonnis... mijn vonnis werd uitgevoerd.
Borchert: Maar waarom, hè... waarom heeft u dat in 's hemelsnaam gedaan? Dat hoefde toch niet?
Gerber: Op deze vraag krijgt u van mij geen antwoord, commissaris. Eerzucht, fanatisme, slaafse gehoorzaamheid, hogerop willen... eh... zoekt u zelf maar uit.
Borchert: Ja, 'k heb er ook eigenlijk niks mee te maken. Maar, uw zoon Bernd... Wat voor soort jongen is dat? Waarom reageert hij zo extreem op deze publicaties?
Gerber: U... vindt zijn reactie niet normaal?
Borchert: Ja, normaal... Wat is normaal...? Met dat begrip kan ik niet veel beginnen. Maar de jonge mensen die ik ken, zouden niét zo reageren.
Gerber: Die hebben meestal ook geen vader die al zo oud is als ik. Maar... ik zal u eerst iets over 'm vertellen, want daar komt u toch wel achter: Bernd is in behandeling geweest bij een psychotherapeut. Hij had extreme leerproblemen.
Borchert: Wilt u daarmee zeggen dat uw zoon... nou ja... niet toerekeningsvatbaar is?
Gerber: Absoluut niet. Ik wil u alleen waarschuwen: u moet voorzichtig met 'm omgaan als u met deze zaak wilt doorgaan.
Borchert: Nou ja, persoonlijk wil ik helemaal niet met deze zaak doorgaan, maar uw zoon heeft me uit eigen vrije wil bij deze zaak betrokken. Nou ja... goed, ik laat uw huis bewaken totdat wij uw zoon hebben gevonden.
Gerber: Daarvoor geef ik u geen toestemming. Uw mensen mogen mijn huis en de grond die d'r bij hoort niét betreden.
Borchert: Waarom maakt u mij het toch zo moeilijk, meneer Gerber? Ik doe toch gewoon mijn werk... Of ik dat in dit geval graag doe, is een heel andere vraag.
(verlaat de kamer)
(telefoon)
Borchert: (neemt op) Met Borchert.
Bernd Gerber: Ja. U heeft mijn vader dus gevonden?
Borchert: Bent u dat, meneer Gerber? Waar bent u?
Bernd: Ik bel vanuit een cel, vlak bij u in de buurt.
Borchert: Ja..., ik zou u graag 'ns ontmoeten om 'ns met u te praten.
Bernd: (lachje) En me ergens veilig opbergen, neem ik aan?
Borchert: Nee, ik garandeer u dat ik alleen kom.
Bernd: Geen sprake van. Bovendien, u zou mij toch niet herkennen: ik heb mijn haar geverfd, en ik draag een zonnebril.
Borchert: Waarom belt u mij op, meneer Gerber? Wilt u dat ik u vind?
Bernd: Denkt u?
Borchert: Luister nou 'ns even, hè... Vanmiddag, laten we zeggen tussen 4 en 5, sta ik bij de grote aanlegsteiger beneden aan de rivier. Om die tijd zijn d'r veel mensen, dus bent u daar veilig. Ik wacht daar op u. (gesprek wordt afgebroken) Verdomme! Opgehangen!
Peter Timm: Denk jij dat ie komt?
Borchert: Hij is ertoe in staat.
Timm: Mm. Ben je bij de rechter nog iets te weten gekomen?
Borchert: Nee... Ik haat deze zaak. 't Liefst zou ik 't bijltje d'r bij neergooien. Weetje wat Gerber is?
Timm: Nee.
Borchert: Een ambtenaar, één van die afschuwelijke ambtenaren van toen.
Timm: Tja.
Borchert: En weet jij wat wij zijn?
Timm: Mm?
Borchert: Ook ambtenaren. Kun je mij voor de volle honderd procent garanderen dat wij toen ook niet van die afschuwelijke weerzinwekkende ambtenaren zouden zijn geworden?
Timm: Dat kan niemand garanderen.
Borchert: Nee...
Timm: Johann Gerber was toen nog heel jong. Hij had eigenlijk nooit iets anders gekend dan het systeem van de Nazi's.
Borchert: Ja, maar hij had toch een goed verstand? Hij was nota bene rechter. En gevoél moet ie toch ook gehad hebben.
Timm: Weet je wat ik niet begrip?
Borchert: Nee. Wat?
Timm: Die zoon, die jongen heeft terroristische neigingen. Waar haalt ie het recht vandaan z'n vader niet alleen ter dood te willen veroordelen, maar het vonnis zélf nog uit te willen voeren! Hij is verdorie nog bijna twintig jaar na de oorlog geboren!
Borchert: Dat komt mij helaas bekend voor wat je daar zegt. Bijna 't zelfde zegden ze destijds tegen ons ook, als wij het waagden onze mond over dit onderwerp open te doen: "Jullie kunnen daar niet over mee praten, jullie waren d'r niet bij", dus... bek houden.
Timm: Tja...
Borchert: Herinner je jij dat ellendige zinnetje niet meer: "Je eigen nest bevuil je niet..." Ha!... Als ik aan mijn klassenleraar van toen denk, hè... Man, dan word ik kotsmisselijk.
Timm: Daarom heeft ie nog niet het recht z'n vader te bedreigen.
Borchert: Nee, dat recht heeft hij natuurlijk niet.
Eva Gerber: Ik ga even de stad in. Kan ik nog iets meenemen?
Annemarie Gerber: Nee, dank je wel, Eva.
Erich Gerber: Waar is vader?
Annemarie: In z'n kamer. Maar je kan niet naar binnen, Erich. Hij wil niemand zien. Zelfs mij niet. Erich: Kan iemand mij eindelijk 'ns zeggen wat hier aan de hand is?
Eva: Bernd is in Hamburg. Maar hij komt niet naar huis. Hij heeft een wapen en... hij bedreigt vader!
Erich: De idioot! Dit is toch te gek om los te lopen! Ik heb altijd gezegd dat dat jong verkeerd werd opgevoed. Verwend hebben jullie 'm, mateloos verwend. Eva, weet jij hier soms meer van? Jullie waren toch altijd vier handen op één buik?
Eva: Zeg, wind je niet op. Je hebt je tot nu toe nooit voor ons geïnteresseerd.
Erich: Eva, als je iets weet, zeg het dan. Het kan belangrijk zijn. (slaat op de tafel - zucht) Kan ik vanavond hier eten? Ik moét beslist vader even spreken.
Annemarie: Natuurlijk... O, Erich...
Erich: Ja?
Annemarie: Praat alsjeblieft niet over geld met 'm vanavond. (ze gaat de kamer uit)
Erich: Zouden ze nou écht denken dat ik het alleen maar over geld kan hebben?
(in het hotel - er wordt op de deur geklopt)
Bernd: Ja?
hotelbediende: (opent de deur) Goeienavond. Neem me niet kwalijk dat ik u stoor, maar ik wilde even weten of u de kamer voor vannacht ook nog wilde hebben.
Bernd: Jawel.
hotelbediende: Oh, dank u.
Bernd: (lachje) Was u bang dat ik eh... niet kon betalen?
hotelbediende: Nee, nee nee, o nee, helemaal niet. Zo was het niet bedoeld, hoor. Een prettige avond verder.
(verlaat de kamer)
priester: Wil je biechten, m'n zoon?
soldaat: Nee.
priester: Je wilt geen absolutie?
soldaat: Nee. Ik heb heel andere zorgen, vader. Hoe zouden ze 't doen? Zouden ze m'n gezicht ook verminken? Zou ik alleen nog maar een bloedende klomp vlees zijn? Hoe zal ik er uitzien als ik dood ben, vader? Dat is de vraag die me dag en nacht bezighoudt.
Officier: Peloton! Geef... acht! Leg... aan! Vuur!!
(telefoon)
Eva: (neemt op) Eva Gerber.
Borchert: Ah, juffrouw Gerber. Met Borchert. U wilde ik juist spreken.
Eva: U wilt mij spreken? Niet mijn vader?
Borchert: Is ie thuis?
Eva: Ja. Hij is in zijn kamer. Eh... hij wil niemand zien. Ik denk dat ie op... Bernd wacht. Borchert: Ik wilde u iets vragen. Kunt u naar de stad komen?
Eva: Naar de stad?
Borchert: Ja, we zouden elkaar op het Raadhuisplein kunnen treffen.
Eva: Ja, maar waarom? Ik speel toch geen rol in deze zaak?
Borchert: Ja, dat is nou precies waar ik het met u over wil hebben.
Bernd: Mag ik nog een glas bier? Tafeltje aan 't raam.
Jennifer Landowsky: Hi! 'k Ben maar even aan je tafeltje komen zitten. Heb je bezwaar?... Mm, ik val wel op zwijgzame mannen. Weet je dat dit een rottent is? D'r gebeurt hier nooit iets. Maar ja, een mens moet toch ergens z'n brood verdienen. Zoek je een vriendje?
Bernd: Nee. Hoe kom je erbij?
Jennifer: Ik dacht even dat je... homofiel was... Dat zou toch kunnen? Hé, heb jij toevallig pen en papier bij je? Bernd: Nee.
Jennifer: Kan jij goed brieven schrijven?
Bernd: Wat voor brieven?
Jennifer: Liefdesbrieven natuurlijk. Ik kan het niet, en ik zal het nooit leren ook.
Bernd: Het is heel eenvoudig, hoor. Schrijf gewoon op wat je denkt.
Jennifer: En als ik nou niks denk?... Zeg, heb jij geen zin?
Bernd: Waarin?
Jennifer: Waarin?? Wat denk je dat ik hier doe?
Bernd: Ik heb geen tijd, en geld heb ik ook niet.
Jennifer: Doe ik het voor een zacht prijsje. Honderd. Goed?
Bernd: Nee.
Jennifer: Gratis?
Bernd: Gratis?
Jennifer: Je denkt zeker "die is gek". Nou ja, misschien ben ik dat ook wel.
Bernd: Nee. Niemand is gek. Het leven is gek.
Jennifer: Ach ja. Eigenlijk wilde ik ook iets heel anders gaan doen. (steekt een sigaret op) Maar ja, d'r is iets tussengekomen.
Bernd: Wat?
Jennifer: Altijd komt er ergens iets tussen.
Bernd: Ik geloof jou niet.
Jennifer: Wat geloof je niet?
Bernd: Ik denk dat jij alleen maar van huis bent weggelopen.
Jennifer: En jij dan? Toen je net op de wc was, heb ik even in je tas gekeken. Wat moet je d'r mee?
Bernd: Waarmee?
Jennifer: Met die revolver, natuurlijk.
Bernd: Ik ga een rekening vereffenen.
Jennifer: Ik had het meteen al door. Jij bent een vreemde snippenschieter.
Bernd: Dat klopt!
Jennifer: Zullen we maar gaan?
Borchert: Juffrouw Gerber!
Eva: Ach, commissaris.
Borchert: Fijn dat u gekomen bent. Ja, gaat u zitten.
Eva: Dank u.
Borchert: Zo. Eh... wat wilt u drinken?
Eva: Koffie graag.
Borchert: Ober, twee koffie, graag.
Eva: Heeft u Bernd al gevonden?
Borchert: Nee, maar hij heeft me weer opgebeld.
Eva: Wat heeft ie gezegd?
Borchert: Eigenlijk niks. Ik heb het gevoel dat ie wil dat ik 'm vind.
Eva: En waarom denkt u dat?
Borchert: Ik had gehoopt dat u mij daarop het antwoord zou kunnen geven. Ja, daarom wilde ik u spreken. Ik begrijp uw broer niet, juffrouw Gerber. Ik weet zo weinig van 'm.
Eva: Is dat dan zo belangrijk?
Borchert: Ja. Weet u... dit ik de eerste keer dat ik de kans heb een misdaad te verhinderen voordat ie begaan is. Nou, dat komt in mijn beroep niet zo vaak voor.
Eva: Wat wilt u dan van mij?
Borchert: U bent zijn zuster.
Eva: Ja. Dat zegt niet zo veel.
Borchert: Toch wel. Denkt u dat uw broer méént wat ie zegt?
dienster: Twee koffie.
Borchert: Ah, dank u wel.
Eva: Dank u.
Borchert: Ah, ga uw gang.
Eva: Twee weken geleden kreeg ik deze brief van 'm.
Borchert: Ah. Eh... mag ik?
Eva: Natuurlijk.
Borchert: (kucht) "Lieve Eva. Ik heb het gevoel dat ik opgestaan ben uit de dood. Wat zou Christian Marker doen volgens jou?" Christian Marker?
Eva: Dat was de jonge soldaat die door mijn vader ter dood veroordeeld is.
Borchert: Ah... Juist... Hoe denkt u over uw vader?
Eva: Ik hou van 'm. Hij is een goeie vader.
Borchert: Mm. En u bent niet kwaad, omdat hij daar nooit over heeft gesproken?
Eva: O ja, zeker wel. Maar dat neemt niet weg dat ik het wel begrijp. Niemand sprak over z'n oorlogsverleden. M'n vader was niet sterk genoeg om daar in z'n eentje tegen in te gaan.
Borchert: Ja, maar... waarom begrijpt uw broer dat dan niet?
Eva: Bernd is anders dan ik. Altijd anders geweest. Z'n hele leven lang wil ie alles of niets.
Bernd: Met vader een vuurtje gestookt, bij het meertje. Een lang gesprek. Ik geloof dat we beiden tevreden waren. We hebben een horzelnest ontdekt.
Borchert: Uit deze brief moet ik concluderen dat hij zich één voelt met de slachtoffers van zijn vader. Eva: Ja. Ja, misschien wel omdat dat makkelijker is.
Borchert: Makkelijker?
Eva: Ja. Van een slachtoffer kun je houden.
Borchert: Mm. Heeft u uw broer gesproken? Weet u waar ie is?... U zult 'm nooit verraden, hè?
Eva: Weet u... mijn vader is niet alleen mijn vader, hij is ook de vader van Bernd.
Jennifer: Ga je weg?
Bernd: Ja.
Jennifer: Ga maar gauw. Nee, zeg me alsjeblief niks. We hebben het fijn gehad samen, mm? En daarmee is voor mij de kous af.
Erich: Vader? Vader... ik moet met je praten.
Johann: Wat wil je, Erich?
Erich: Wat ik wil? Vader, denk je echt dat het mij niks kan schelen wat er met je gebeurt?
Johann: Wat gebeurt er dan met me?
Erich: Dat weet jij beter dan ik. Bernd verliest zijn kop. Hij wil gaan doen wat jij hebt gedaan. Nu is hij de rechter. Je hebt 'm altijd voorgetrokken... En vertel me nou niet dat dat niet waar is. Je krijgt nu de rekening gepresenteerd. Johann: Ik wil niet met jou over Bernd spreken.
Erich: Nee, met mij kan alleen over geld gesproken worden, hè, en over alles wat ik fout heb gedaan. Iets goed doen kan ik toch niet. Ik durf er alles om te verwedden dat je het Bernd niet alleen niet kwalijk neemt dat ie zich als een gek gedraagt, maar dat je nog trots op 'm bent ook. En mij veracht je omdat ik er anders over denk.
Johann: Hoe denk jij d'r dan over?
Erich: Dat is eenvoudig. Jij hebt iets gedaan waar jij, en jij alleen verantwoordelijk voor bent. Ik heb daar niets mee te maken. En ik weiger anderen te veroordelen.
Johann: Je veracht me.
Erich: En Bernd houdt van je? (lachje) Waarom ga je niet weg, vader, totdat Bernd ze allemaal weer op een rijtje heeft? Pak een koffertje, ik breng je ergens heen waar je veilig bent.
Johann: Nee.
Erich: Ik wist dat je nee zou zeggen. (lachje) Weet je wat ik altijd al één keer had willen zijn? Je verloren zoon. Jammer dat die rol me kennelijk niet ligt.
Borchert: Zwart haar. Zonnebril. Bernd Gerber?
Bernd: In één keer goed. En dan bent u dus... commissaris Borchert?
Borchert: Juist, ja.
Bernd: Ik herken u van de foto in de krant. Daar heb ik lang naar gekeken, en me proberen voor te stellen wat iemand als u zou denken als ie jacht op mensen maakt.
Borchert: En wat denk ik?
Bernd: U denkt dat het recht aan uw kant staat.
Borchert: Werkelijk?... Kom, laten we 'n eindje gaan lopen, dat praat makkelijker... Ben je niet bang dat je straks in een val loopt?
Bernd: Meneer Borchert, dan schiet ik.
Borchert: Dacht ik al... Vertel 'ns: waarom ben je eigenlijk gekomen?
Bernd: Wat dacht u?
Borchert: Misschien uit nieuwsgierigheid? Ik begrijp je niet. Als jij je plan uitvoert, ben je geen haar beter dan je vader. Je velt een oordeel zonder behoorlijk proces.
Bernd: Misschien wil ik dat juist.
Borchert: En wat wil je van mij?
Bernd: Niks.
Borchert: Ik doe je een voorstel: je geeft mij je wapen, en we vergeten verder alles.
Bernd: (lachje) "Vrede op aarde, en in de mensen een welbehagen." Nee, meneer Borchert, daarom ben ik niet gekomen.
Borchert: En waarom ben je dan wél gekomen? Waarom hebt u me opgebeld? Waarom heeft u mij deze zaak op mijn nek geschoven?
Bernd: Ik zou u iets willen vragen. Hoe heeft u dat destijds verwerkt? U was toen nog niet zo oud. De oorlog was net verloren. De foto's uit de concentratiekampen werden gepubliceerd en verdwenen weer snel. Heeft u die foto's gezien?
Borchert: Ja!
Bernd: Heeft uw vader er met u over gesproken?
Borchert: Nee.
Bernd: Heeft u er met uw vader over gesproken?
Borchert: Nee!
Bernd: Hoe heeft u dat volgehouden?
Borchert: Ik heb het volgehouden. Hoe? Ach, een mens kan niet uitzoeken in welk land hij wordt geboren. Een mens kan ook z'n ouders niet uitzoeken. Er waren mensen die niét zwegen: dat was moeder. Ik was dat niet.
Bernd: De oorlog is nog steeds niet afgelopen.
Borchert: Hij is afgelopen, en jij bent blind als je dat wilt ontkennen. Waarom haat je je vader zo?
Bernd: Doe ik dat?
Borchert: Hou ermee op, Bernd. Ik begrijp dat je 't geestelijk heel moeilijk hebt, maar geloof me, tijd is het enige wat je nodig hebt. Tijd om nog wat langer na te denken.
Bernd: Blijf van me af. Laat me los!!
(loopt weg)
Erich: Vader was toch al aan tafel kunnen komen. Hij moet toch eten.
Annemarie: Je moet 'm met rust laten. Hij moét dit op een of andere manier zien te verwerken.
Erich: Wat moet ie zien te verwerken? Dat z'n zoon de clown uithangt en hem wil vermoorden? (lachje) Een walgelijke toestand. Maar ja, typisch Bernd. Hij zal het nooit doen, maar hij heeft wéér de aandacht op zich gevestigd. Daar is ie altijd de meester in geweest.
Annemarie: Waar ga je heen?
Erich: 'k Ben zo terug.
(verlaat de kamer)
Annemarie: (zucht) Hoe lang zouden we nog moeten wachten, Eva?
Eva: Ik weet het niet, mam. Bernd is al zo lang het huis uit, ik... ik weet niet meer wat er in 'm omgaat.
Annemarie: Heb jij met 'm gesproken?
Eva: Ja.
Annemarie: Waarom wil hij jou wél zien, en mij niet? Waarom belt ie me niet 'ns even?
Eva: Omdat jij zijn moeder bent.
Annemarie: Wat was dat?... Hoorde jij ook iets?
Eva: Nee.
Annemarie: In vaders kamer. Net of d'r iets omviel.
Eva: 'k Ga wel even kijken.
(verlaat de kamer)
Erich: (komt weer binnen) Ik wist wel dat ik zoiets in zijn kamer zou vinden.
Annemarie: Wat is dat?
Erich: Bernds dagboek. 't Stamt nog uit de tijd dat ie nog dichter wilde worden. Hier, luister 'ns... "Met vader in Friedrichsruh. Aan de oever van het meertje een lang gesprek. Ik geloof dat we beiden tevreden waren. We hebben een horzelnest ontdekt." (lachje) Dit is het laatste wat ie d'r in geschreven heeft. Maar misschien staan d'r adressen in, en dan kunnen we gaan kijken of ie daar misschien is.
Eva: (komt weer binnen) Vader is dood! Hij is doodgeschoten!