Home / Interviews / Jos Brink: Je moet tieners niet onderschatten

Jos Brink: Je moet tieners niet onderschatten

Beatrijs; katholiek weekblad voor de vrouw, 8 mei 1965.

Het toneel is donker en het enige dat je kunt onderscheiden, is de rug van een jongeman. Als de gekleurde spots aanflitsen, staat daar... Jos Brink. Er komt een meisje op, dat hem zijn smokingjas aangeeft en zijn manchetknopen vastmaakt. Hij strikt zijn das en de show begint met een wervelend openingsliedje.

Jos Brink presenteert met een Amerikaanse flair zijn tienershow en met zijn tweeëntwintig jaar heeft hij de rumoerige massa vóór zich volkomen in de hand. De laatkomers vraagt hij droogjes naar de reden en tegen een blerende nozem roept hij; "Een applausje voor meneer daar," waarop de knaap zich dan de hele avond verder rustig houdt.

"Presenteren is een vak," zegt Jos. "Je moet tieners niet onderschatten. Je hoeft ze heus niets aan te praten, want ze hebben een uitgesproken smaak en laten je direct merken, als ze iets niet mooi vinden."

Jos Brink
Jos Brink

Een jaar of acht geleden wilde Jos nog kok worden. Hoe hij daar nou zo bij kwam, weet hij niet meer, maar al spoedig waren de aspiraties gekeerd. Voor de toneelschool was hij direct na zijn mulo-examen te jong, maar stomtoevallig werd Jos Brink als een van de zeven nieuwe leerlingen gekozen voor de NRU-hoorspelopleiding. Het ging er bij die cursus ontzaglijk streng aan toe. Doubleren was onmogelijk en je werd er reuze strak gehouden.

Docenten als Vera Bondam, Georgette Rejewski, Rolien Numan en Dogi Rugani kunnen toch zijn beroerde herinneringen aan die periode niet doen vervagen. "Natuurlijk heb ik nog steeds profijt van de ballet- en spraaklessen, klankvorming en bewegingsleer, dat moet ik er wel bij zeggen".

"Er werd behoorlijk eelt op je ziel gekweekt. Je wordt hard en dat is goed. Je leert voor je hachje vechten, maar als je achttien bent, valt dat toch niet mee". Met Joke Hagelen en Elly den Haring slaagde hij tenslotte na eindeloze stemtesten voor het laatste examen en werd in de hoorspelkern opgenomen.

Maar ook in deze clan voelde hij zich allesbehalve gelukkig. "Het is een fabriek. Je toeleggen op een grote rol is er niet bij. Duizend-en-een rolletjes moet je ertussendoor nemen. Het mag tegenstrijdig klinken, maar ik heb er toch wel vreselijk gelachen. Ik versprak me nooit en als dan een onverstoorbare routinier, die zich nooit met je bemoeide en je alleen als een gevaar in de ether beschouwde, zich op een leesrepetitie versprak, lag ik slap van het lachen. Natuurlijk namen ze dit niet allemaal, maar goed".

"In die tijd had ik een cabaretje en ik had net een aantal kindergrammofoonplaatjes gemaakt, toen ik bij de NRU op staande voet ontslag kreeg. Nee, hoor, helemaal niet erg. Wie had anders ambtenaar Jos Brink gekend? Niemand toch zeker? Het zat zo: je mocht per maand acht schnabbels doen. Ik zat daar altijd al ver overheen en op een keer, toen ik vier zinnetjes te zeggen had bij de KR0, heb ik mijn moeder op laten bellen, dat ik ziek was. Ik schnabbelde ergens in het land".

"Een van mijn lieve collegae heeft me toen verraden, nadat ik niet op zijn voorstel in was gegaan hem de helft van mijn honorarium van die avond te betalen. Achteraf ben ik de man eindeloos dankbaar. Eenmaal op het matje van de directeur gaf ik al zijn geketter toe en op zijn vraag, wat ik in zijn geval zou doen, antwoordde ik; "Ik zou het niet nemen, als ik u was, maar een bruikbare kracht zou ik nooit laten gaan. Boete opleggen of schorsing!" "Ontslag!" bulderde de heer Tol." Op 18 maart 1963 had Jos het bij de NRU verbruid. Hij zei vrijmoedig dag met het handje, maar kon de gevolgen toen nog niet overzien. Zijn ontslag was niet erg, maar door een rondschrijven aan alle machtige hoorspelregisseurs werkt de boycot tot op heden door.

"Ik zat op een zolderkamer in Amsterdam en had honger. Met vermageringskoeken heb ik me zo'n beetje in leven gehouden. "Met jeugdige overmoed, charmante flair en honderd procent bluf verscheen hij in die tijd overal in de beste kostuums (nog uit zijn radiotijd) en hield zijn standje hoog. Thuis wist men niets van zijn armoede. Maar toen de nood het hoogst was, toonde een man zich tenslotte een echte vriend en dat was Wim Paauw, die hem ondanks de boycot enige serietjes aanbood. "Ja, schrijf dat vooral," zegt Jos ernstig, "dat ik grote bewondering heb voor Wim Paauw."

Met een ongegeneerde lef draaide hij daarna een cabaret in elkaar met Corry van der Linden en Hans Karsenbarg, zocht een impresario op, schreef zelf de teksten en speelde voor studenten. "Waar ik dat op niets gebaseerde initiatief vandaan heb gehaald, is me nog een raadsel," grinnikt Jos. Het cabaret werd opgedoekt, maar intussen begon zijn populariteit door het teenagerradioprogramma Tussen Tien Plus En Twintig Min geweldig te stijgen onder de vaderlijke leiding van Wim Harsma en later onder producer en tienerexpert Skip Voogd. Het gevolg is dat alle tieners elke dinsdagmiddag naar huis racen om nog juist zijn laatste woorden "Pas goed op jezelf" of "Blij blijven, daaaaag" op te vangen. Deze zinnetjes zijn als het ware zijn handelsmerk geworden.

Enkele maanden geleden is er een grammofoonplaatje van hem uitgekomen onder de titel: Als ik je foto zie. "Ik hoop maar dat het iets wordt. Je weet het nooit," zegt hij. De twaalf sprookjes van Yvonne Brill, die hij voordraagt op zes plaatjes, lopen reuze en hij is er als een kind zo blij mee.

Albumhoes Als ik je foto zie en De regen ruist…
Albumhoes Als ik je foto zie en De regen ruist…

Momenteel woont Jos niet meer op kamers in Amsterdam, maar in de Armhoefstraat 48 te Tilburg, gewoon bij zijn ouders en vier broers, die zijn fanmail voor hem behandelen. Als het even kan sjeest hij met zijn blauwe Opel Kapitan 's nachts nog laat naar huis, want hij heeft een gloeiende hekel aan overnachten in hotels.

Brink werkt veel in het land, presenteert discobals, tienershows en vindt het heerlijk om dit te doen. Momenteel heeft hij ook een televisieprogramma Combo, dat hij verbazend origineel brengt. "In het begin had ik er reuze moeite mee," vertelt hij. "Je moet je concentreren op de tieners in de zaal, maar tegelijkertijd letten op camera twee, een of drie, welke dan ook ingesteld mag zijn.

Ik ben Gerrit den Braber ontzettend dankbaar dat hij me er na de eerste uitzendingen niet uit heeft gegooid. Hij heeft echt geduld met me gehad en me de gelegenheid gegeven een beetje personality te kweken. Hij geeft tactische aanwijzingen en laat het improvisatiewerk aan mij over. . . en ik vind het mieters. Goed, ik geef toe, het is hard werken, maar het komt niemand, die in deze business een beetje succes heeft, aangewaaid.

Weet je wat zo belangrijk is, als je je zelf op het kastje ziet? Je leert je eigen snoet kennen, hoe je moet lachen, welke de gunstigste kanten van je gezicht zijn en welk effect het allemaal heeft. Het zijn die kleine vakfoefjes, die zo belangrijk zijn. Nee, nee, ik schmink mezelf en knip ook zelf mijn haar.

Fans, dat is leen hoofdstuk apart. In het begin als ze me op straat aanspraken of nariepen, kreeg ik zo'n kop," en hij wijst iets aan in het visserslatijn. "Ik kijk dan altijd stug voor me uit, maar ik.. . vind het wel leuk. Je krijgt natuurlijk bij de post ook huwelijksaanzoeken en droomvertellingen, waar ik de hoofdrol in speel, die er niet om liegen. Er zijn erbij, rijp voor de psychiater.

Herman Stok, ja, dat is geloof ik mijn grootste concurrent, maar een uitstekend vakman, dat moet gezegd worden. Buiten mij is hij de enige goede presentator. Geintje, hoor, niet schrijven!" Of hij Top of flop zou willen doen? "Nee, en weet je waarom? De zaal maakt het programma".

De show is afgelopen. In de kleedkamer trekt Jos zijn smoking uit en veegt de pan-cake van zijn gezicht. De lichten doven. Daar staat hij: een leuke vent met gitzwart haar, donkerbruine ogen en een flux de bouche waar je als interviewster een minderwaardigheidscomplex van zou krijgen.

Bron foto van Jos Brink: Europeana.