De laatste zaak van commissaris Middlebury
Commissaris Middlebury is zo langzamerhand aan zijn pensioen toe. De laatste jaren is hij gaan beseffen, dat hij wat te oud gaat worden voor zijn werk. Vooral omdat hij van goed eten en drinken houdt, is zijn geest wat trager geworden. Dat beweren tenminste zij die niet zoveel met hem op hebben, zoals enkele journalisten van de plaatselijke bladen.
Een is er echter, Hawkins, die de commissaris tegen deze laatdunkende opmerkingen verdedigt en daarom wordt hij door Middlebury uitgenodigd het slot mee te maken van de "zaak van de hinkende moordenaar", die niet alleen de praatzieke, al oude juffrouw Harrington van het leven beroofde, maar daarna ook een aanslag pleegde op de enige getuige van dit voorval, de erboven wonende Dinah Stevenson.
Het wordt een verrassend slot, niet alleen voor de journalist Hawkins, maar ook voor de luisteraar, die tijd genoeg krijgt om zijn eigen mening te vormen en ten slotte te toetsen aan die van de schrijver Dieter Ertel, die een plezierige "detective" heeft geschreven.
Beluister de opname en lees het script op deze pagina mee.
De rolverdeling.
| Rob Geraerds | Commissaris Middlebury |
| Hans Veerman | Inspecteur Jabot |
| Henk Josso | Johnson / politiebeambte / krantenverkoper |
| Chiel de Kruijf | Noris / politiebeambte / krantenverkoper |
| Wim Grelinger | Hawkins, reporter |
| Piet Ekel | Candy, conciërge |
| Jos van Turenhout | Mr. Brewster |
| Mien van Kerckhoven-Kling | Mrs. Brewster |
| Jan Verkoren | Dr. Teddesley, arts te Wellington |
| Nel Snel | Mrs. Finch, zijn huishoudster |
| Alex Faassen jr. | John Hare, employé van de Western Railway |
| Johan Wolder | Mr. Howles |
| Elly den Haring | Mrs. Howles |
| Els Buitendijk | Mrs. Hamilton |
| Louis de Bree | Professor Coleman |
| Tine Medema | Dinah Stevenston |
| Auteur: | Dieter Ertel |
| Bewerking en vertaling: | Louis Povel |
| Regie: | Léon Povel |
| Omroep: | KRO |
| Uitzending: | 07-12-1962 |
| Speelduur: | 66 minuten |
| Herhaald op: | 21-03-1964 14-09-1965 |
| Genre: | Misdaad |
Het script.
Het script is voor u uitgeschreven door Herman en Marc Van Cauwenberghe.
(Muziek fade weg)
Middlebury: Aardig dat je gekomen bent, Hawkins! Nu kan ik me dan eindelijk revancheren.
Hawkins: U revancheren?
Middlebury: Ja! Ogenblikje, ik moet eerst even wat aan m'n haardvuurtje doen, anders is het dadelijk weer uit.
Hawkins: (lacht) Geen wonder, ze hebben u ook vochtig hout geleverd! (Middlebury gooit blokken in de haard) Nou, ik had nooit gedacht dat een commissaris van politie zich zo zou laten beetnemen.
Middlebury: Och, een mens wordt oud, m'n beste Hawkins, en ergens moet je toch je eigen onfeilbaarheid te boven zien te komen... Jij hebt kolossaal je best voor me gedaan, Hawkins, twee maanden geleden, toen die misdaden plaatsvonden.
Hawkins: U bedoelt?
Middlebury: 't Geval van "de hinkende moordenaar". Je weet toch hoe de pers tegen me gefulmineerd heeft? Nou, 'k moet ook toegeven dat ik toen tamelijk op was. Als jij niet zo dapper voor me in de bres was gesprongen, wie weet... Jij bent de enige geweest die geschreven heeft: "Heb vertrouwen in die man en laat 'm met de zaak doorgaan". Nou, en .... en daarvoor wil ik me nou vanavond revancheren.
Hawkins: O ja, ja, ja. Nou begrijp ik het! En.... hoe gaat u dat doen?
Middlebury: Wij zijn op het spoor van "de hinkende moordenaar"!
Hawkins: M'n complimenten, commissaris. da's geen slecht bericht. Dat is bepaald een sensationeel nieuwtje.
Middlebury: Eh... drink je liever Schotse whisky of Canadese?
Hawkins: Nou, een Schotse, als ik kiezen mag.
Middlebury: Mm. (geluid van fles en glazen)
Hawkins: De dader is dus niet gearresteerd?
Middlebury: Wat jij al niet allemaal verwacht van een oud geworden detective! (schenkt uit) Is het niet genoeg dat we 'm op de hielen zitten?
Hawkins: Ja, ik kan er niks aan doen, maar ik vertel m'n lezer liever dat de dader zelf zit!
Middlebury: Ja, luister 'ns even, Hawkins, jij zult nu het verheffende gevoel hebben dat ik je niet voor niks gevraagd heb om met dit beestenweer bij me thuis te komen. Ik zal je de afloop van de zaak tot in de kleinste details vertellen, exclusief aan jou. Nou! En beschouw dat als m'n tegenprestatie.
Hawkins: Dat meent u toch niet?
Middlebury: Mm, ben je nou niet blij?
Hawkins: Ik ben verrast, commissaris! Bent u niet bang dat mijn concurrenten u nu helemaal zullen verscheuren?
Middlebury: 't Kan me geen bliksem meer schelen, Hawkins, voor krantenschrijvers ben ik niet bang meer... Nou, proost!
Hawkins: Gezondheid, commissaris! (drinkt) Nou, u zult wel weten wat u doet. Ik ben natuurlijk reuze benieuwd!
Middlebury: Ik herinner me nog heel goed de dag dat het feest begon. Dat was de zestiende oktober, een zaterdag nog wel. En net zulk hondenweer als vandaag. 'k Zat heel vredig op kantoor en werkte net een vleespasteitje naar binnen, toen de telefoon ging. (telefoon rinkelt, Middlebury neemt op)
Middlebury: Middlebury.
Johnson: Hallo?
Middlebury: Middlebury!
Johnson: Ik moet commissaris Middlebury spreken, en een beetje vlug ook.
Middlebury: Wel verduiveld, man, je spréékt met Middlebury! Mid-dle-bu-ry. Laat je oren uitspuiten. Met wie spreek IK trouwens?
Johnson: Met Johnson, politiebureau nummer zes. Onze politiedokter is vanmorgen voor een lijk naar de Exeter Street ontboden. Hij zegt dat u er ook maar 'ns heen moest gaan. Blijkbaar zit er een... een luchtje aan.
Middlebury: Welk huisnummer?
Johnson: 83, tweede etage. Van ons bureau is sergeant Froggert aanwezig.
Middlebury: We zijn al onderweg! En... hallo, Johnson?
Johnson: Ja?
Middlebury: Stuur die medicijnman van jullie er ook nog maar 'ns naartoe.
Johnson: Komt in orde, commissaris.
Middlebury: Het was een huis voor drie gezinnen, uit de vorige eeuw. Een misbaksel van architectuur. 't Had zelfs mij tot de moord kunnen brengen. Zoiets met torentjes en erkertjes, en het geheel zwart van de roet.
Hawkins: Nou, ik weet er alles van! Ik heb immers in ons zondagsblad een foto geplaatst met het onderschrift "Het huis van het noodlot".
Middlebury: Ja, da's waar ook. Hè, die naam was niet eens overdreven! En voor dit "huis van het noodlot" staat nu als een kleine stadsjob de conciërge. Een zielig kereltje dat zonder ophouden pruimt en met z'n sleutelbos rammelt, omdat z'n zenuwen kennelijk totaal kapot zijn. Mr. Candy, zo heet deze mummie, brengt ons naar de tweede verdieping.
Hawkins: Wacht even! Dat was de conciërge?
Middlebury: Ja, de conciërge Candy. Als je 't wilt opschrijven?
Hawkins: Ja! Can-dy... Dank u!
Middlebury: Nou, onze fotograaf heeft de ouwe dame toen meteen gekiekt.
Hawkins: De...?
Middlebury: Mrs. Norma Harington. Ze zat vriendelijk glimlachend op haar stoel, en was zo dood als een pier.
Hawkins: Vriendelijk glimlachend?
Middlebury: Ja, zo leek het tenminste, maar de politiedokter had er zich door d'r innemende gezichtsuitdrukking niet van laten weerhouden het lijk zorgvuldig te onderzoeken.
Hawkins: En hij heeft geconstateerd dat ze gewurgd was?
Middlebury: Precies. Midden in d'r met pluchen meubels volgepropte donkere en muffige kamer was Mrs. Norma Harington gewurgd. Nou, de zaak leek tamelijk duidelijk. Op tafel stonden twee likeurglaasjes, één voor het lijk en één tegenover d'r. Vingerafdrukken stonden er maar op één: 't waren die van het slachtoffer.
Hawkins: Likeur? O, vandaar dat opgewekte gezicht!
Middlebury: Och, hè, van mij krijg je wat beters, hè? (lacht)
Hawkins: Ja!
Middlebury: Nou, op je gezondheid, Hawkins.
Hawkins: Santé!
Middlebury: Ja. Hoe je behoorlijk drinkt, zal ik je 'ns een voorbeeld geven, hè? (drinkt) Overigens, 't juwelenkistje in de slaapkamer van Mrs. Harington was leeg. Zoals we later te weten kwamen, ontbraken er een parelen collier en briljanten voor een gezamenlijke waarde van plusminus 1250 pond.
Hawkins: Jaja, ja. Dat heeft u toentertijd al aan de pers verteld. Maar... wie had eigenlijk het lijk gevonden? En wanneer was de dood ingetreden?
Middlebury: Gedood werd de ouwe dame een uur of twaalf tevoren, dus... vrijdag de vijftiende oktober, tussen tien en elf uur 's avonds. 't Lijk werd gevonden door onze vriend Candy.
Hawkins: Die pruimende mummie.
Middlebury: Tja... Ja... Candy was ook de eerste met wie ik een paar woorden sprak. Hij vertelde me...
Candy: Ik eh... most bij Mrs. Harington de afvoer van de badkamer nakijken. Dus eh... ik vanmorgen bellen, enne... nog 'ns bellen...
Middlebury: Om hoe laat?
Candy: Nou, zo om een uur of acht. En ten slotte ging d'r geen aap opendoen, dus... ik heb m'n loper maar gepakt en de deur opengemaakt. Enne... toen eh... heb ik 'r gevonden.
Middlebury: En wie heeft de politiedokter opgebeld?
Candy: Ikzelf, meneer de commissaris.
Middlebury: Eh... waarom juist de politiedokter?
Candy: Nou, (lacht) 't was toch zeker hartstikke duidelijk dat ze vermoord was, commissaris!
Middlebury: Hoezo?
Candy: Nou, d'r... d'r stingen twee glaassies op tafel. Die vent die ze om zeep geholpen heb, mot op visite geweest zijn.
Middlebury: Ze kan tenslotte ook een hartzwakte hebben gehad!
Candy: Nou... (lacht), dan... dan had die bezoeker het toch zeker fatsoenlijk verteld? Maar nee, zo stom ben ik nou ook weer niet! Je laat toch zeker niet een mens creperen en smeert 'm dan stiekem als je 'n zuiver geweten hebt, (lacht) meneer de commissaris? Nee.
Middlebury: O, Candy, heb ik jou niet al 'ns eerder in de rechtszaal gezien?
Candy: Hè? Mijn? (lacht) Ja, ik interesseer me eigen niet voor processen, meneer! Ik ben er nog nooit geweest.
Middlebury: Ook niet als verdachte?
Candy: Nou, dat moet een vergissing wezen, meneer de commissaris. Eerlijk is eerlijk. (lacht) Dat moet een vergissing wezen!
Hawkins: Woont Candy in het huis waar de moord gepleegd is?
Middlebury: Ja, in de conciërgewoning, in het souterrain.
Hawkins: En wie woonden er verder nog?
Middlebury: Op de eerste verdieping, dus beneden de vermoorde, die Miss Stevenson, die later is...
Hawkins: Ja ja, juist, ja.
Middlebury: Ik wilde 'r ondervragen, maar jammer genoeg was ze niet thuis.
Hawkins: En wie woont op parterre?
Middlebury: Parterre wonen de Brewsters, die later verhuisd zijn. Toen ik met m'n vragen aan kwam zetten, was Mrs. Brewster net bezig zilver te poetsen. D'r lange spitse haakneus ging onrustig heen en weer.
Hawkins: Hèhè.
Middlebury: Terwijl Candy beweerd had dat ie op de avond van de moord niets had gehoord, had Mrs. Brewster wat interessants voor me. Maar... ik moest het 'r wel aftroggelen!
Mrs. Brewster: Of ik de vermoorde goed kende? Nee, commissaris, dat kan ik niet beweren. Hoe zou ik ook, niet? Ze is toch pas vier of vijf weken geleden hier komen wonen. Als het zo was, dan zou ik het zeggen, maar...
Middlebury: Vier of vijf weken geleden? Mm... Hebt u enig idee waar ze vroeger gewoond heeft?
Mrs. Brewster: Nou, ik geloof ergens buiten, in Trenton of zo, maar precies weet ik het werkelijk niet, hoor. Maar dat moest de politie toch eigenlijk veel beter weten!
Middlebury: Natuurlijk, Mrs. Brewster, maar kijkt u 'ns: ambtenaren zijn ook mensen met fouten en zwakheden. Hun kaartsystemen zijn gebrekkig. Vaak draagt één vrouw meer tot onze verlichting bij dan honderd ijverige staatsdienaren. De macht der intuïtie, my lady!
Mrs. Brewster: Voor mijn part, hoor... Ik sta tot uw beschikking.
Middlebury: Mijn beste dank. Ik heb trouwens er nooit aan getwijfeld, Mrs. Brewster... Heeft u af en toe wel 'ns met Mrs. Harington gesproken?
Mrs. Brewster: 'k Kon het nooit voorkomen! Vaak scheen ze bepaald in het trappenhuis op de loer te liggen, hè, en... en net als een spin, en owee als je in haar web raakte.
Middlebury: Wat dan?
Mrs. Brewster: Wat dan? Wat dan? Ach, misschien heb ik u al te veel verteld, en straks denkt u nog dat ik... dat ik 'r niet mocht. Nou, m'n man heeft zich er ook vaak over geërgerd dat Mrs. Harington urenlang tegen 'm aan praatte en 'm nooit meer losliet.
Middlebury: Bent u wel 'ns in haar woning geweest?
Mrs. Brewster: 'k Zei toch al tegen u dat ik er niets tegen doen kon?
Middlebury: Bij haar binnen te komen?
Mrs. Brewster: Ja! En door haar in een gesprek te worden gewikkeld. En dat je soms wel 'ns naar boven gecomplimenteerd, of je zin had of niet.
Middlebury: Had Mrs. Harington familie of vrienden die haar kwamen opzoeken?
Mrs. Brewster: Nee, niet dat ik weet, nee.
Middlebury: Hm. En hoe was eigenlijk de verhouding tussen Mrs. Harington en Candy?
Mrs. Brewster: Ja, zoals de verhouding nu eenmaal is, hè, tussen een praatlustige ouwe dame en een conciërge die... die... die alles kan en alles beter weet! Nee, 'k geloof niet dat ik dat nog lang en breed hoef uit te leggen. Nou, 'k zou u trouwens dankbaar zijn als ik nou weer 'ns aan m'n werk...
Middlebury: Eén ding nog, Mrs. Brewster: hebt u gisteravond tegen half elf hier in huis iets gehoord?
Mrs. Brewster: Tegen... half elf...? Waarom half elf?
Middlebury: Dat was het tijdstip van de moord.
Mrs. Brewster: Goeie genade!
Middlebury: Ach kom, heb ik u aan het schrikken gemaakt?
Mrs. Brewster: 'k Dacht dat het pas eh... pas 's nachts gebeurd was! Ja... om half elf, ja... Dan hebben we hier zelfs nog gezeten, m'n man en ik.
Middlebury: En hébt u iets gehoord?
Mrs. Brewster: Heb ik iets gehoord?... Ja!
Middlebury: Mm?
Mrs. Brewster: O ja! Ja, we hebben iets gehoord. O, dat is ontzettend!
Middlebury: Dat... dat moet u me dan eens haarfijn uitleggen, Mrs. Brewster.
Mrs. Brewster: Ja, om... om... om half elf, hè, dan gaan we altijd naar bed. Gisteravond, toen vouwde m'n man net z'n krant dicht toen we 't hoorden.
Mr. Brewster: (geeuwt) Zo. Nou, zullen we nu maar onder 't zeil gaan, Betty? Wat denk je d'r van? (geluid van iemand die snel hinkend de trap afdaalt) Wat? Nu nog bezoek bij tante Norma? Nou nou, die Romeo die schijnt wél haast te hebben! (deur slaat dicht)
Mrs. Brewster: Het moet een hinkende man geweest zijn.
Middlebury: Mm.
Mrs. Brewster: Nauwelijks waren die griezelige voetstappen voorbij, of Miss Stevenson verliet het huis. Ja, da's niets bijzonders: ze gaat vaak vrijdagsavond laat weg en dan komt ze pas 's maandagsmorgens terug.
Middlebury: Tja, dat was Mrs. Brewster... Zeg eh... je drinkt wel nog een whisky, hè? Als je 's avonds om negen uur naar griezelverhalen luistert, dan moet je ze met whisky wegspoelen. Dan zijn ze lichter verteerbaar.
Hawkins: Nee nee nee, dank u, commissaris, nee. Nee, voor mij is alcohol een valse vriend. Hij doet zich onschuldig voor, maar eer ik het in de gaten heb, verleidt ie me tot allerlei stommiteiten.
Middlebury: Mm.
Hawkins: U moest voor de grap 'ns lezen wat ik schrijf als ik tipsy ben. (beiden lachen) U zou denken dat ik nog met knikkers speelde of aan Sinterklaas geloofde.
Middlebury: Een triest geval, Hawkins. Maar... geen reden tot wanhoop! Een heleboel mensen leren de omgang met de alcohol pas op hoge leeftijd.
Hawkins: (lacht) Ja..., dan word ik als tandeloze grijsaard misschien ooit een goede journalist.
Middlebury: Nou nou nou nou, wees maar niet zo onbeschaamd bescheiden. Jij schrijft toch aan de lopende band behoorlijke artikelen?
Hawkins: O, da's 't vervelendste dat een mens overkomen kan! Artikelen moeten niet alleen behoorlijk zijn, maar opwindend.
Middlebury: Zeg, welke functies ambieer jij eigenlijk nog allemaal, Hawkins? Je bent erevoorzitter van de voetbalclub, je bent - als ik me niet vergis - bestuurslid van de culturele kring...
Hawkins: Ha, ik geloof niet dat dat er veel mee te maken heeft.
Middlebury: Hm.
Hawkins: Maar we zijn afgedwaald, commissaris. Vertelt u liever verder.
Middlebury: Misschien is mijn verhaaltje wel die opwindende stof waarnaar jij zo begerig uitkijkt, m'n beste Hawkins!
Hawkins: En die conciërge, die mummie, die Candy of hoe die vent heet, is in elk geval absoluut onverdacht. Nog afgezien daarvan dat die kerel blijkbaar niet hinkt. Candy had Mrs, Harington niet behoeven te vermoorden om de briljanten te pakken te krijgen: als conciërge heeft ie immers een loper!
Middlebury: Ah, desondanks is het niet zo makkelijk ongemerkt 'r woning binnen te dringen. Mrs. Harington was gewoon haar vier muren maar zelden te verlaten. Levensmiddelen en dergelijke liet ze thuis bezorgen of door dienstboden halen.
Hawkins: Maar Mrs. Harington zal toch een man als die Candy niet voor een likeurtje hebben uitgenodigd?
Middlebury: Och, waarom niet? Tenslotte wou ze dat ie reparaties voor haar deed. 'n Verstopte afvoer is lastig. Zeg, overigens eh... ken jij Wellington?
Hawkins: Oppervlakkig, ja.
Middlebury: Ja, daar ging ik de volgende dag heen, op zondag, om zo te zeggen als privé-weekendpleziertje. Ik wilde zo vlug mogelijk de mensen ontmoeten waarmee Mrs. Harington vroeger te maken had gehad. D'r was er beslist eentje onder die wist dat ze briljanten bezat. Het bleek dat die goeie Mrs. Harington tamelijk onbemind was geweest. De mensen die haar kenden, schenen bepaald opgelucht te zijn dat ze niet meer onder de levenden was! Haar tong moet zo scherp zijn geweest als een scheermes.
Hawkins: En hebt u niet toevallig een hinkende man ontmoet?
Middlebury: Ah, jawel! 't Was de zwager van Mrs. Harington, Dr. Teddesley. Hij hinkt meelijwekkend. Maar eer ik 'm nog zelf te spreken kon krijgen, had me z'n huishoudster, Mrs. Finch, verteld dat ie op de avond van de moord om twaalf uur dronken de trap af gevallen was. En als ie hier in Cambridge om half elf z'n schoonzuster om zeep geholpen had, kon ie moeilijk om twaalf uur in Wellington de trap af vallen. 't Is altijd nog een afstand van 150 mijlen!
Hawkins: Ja, maar wie zegt u dat Mrs. Finch niet z'n medeplichtige of z'n minnares was, en u verkeerde inlichtingen heeft gegeven?
Middlebury: (lacht) Kom nou, Hawkins! Met 72 heeft een vrouw de beste leeftijd voor de liefde achter de rug, hoor!
Hawkins: Ja... (lacht)
Middlebury: Bovendien maakt het kleine dikke mensje op mij niet de indruk van een medeplichtige..., hoewel ze een beetje onzeker deed. Nou ja, in elk geval heb ik 'r gevraagd of ze Mrs. Harington gekend heeft.
Miss Finch: Of ik... Ik ken Mrs. Harington. Natuurlijk ken ik d'r. Waarom vraagt u mij dat?
Middlebury: Ze leeft niet meer.
Finch: Wat? Is ze gestorven? Zo plotseling?
Middlebury: Heel plotseling!
Finch: He!
Middlebury: Ze werd vermoord. Roofmoord.
Finch: Goeie hemel! Vermoord! Roofmoord! Huh... Och! Dát heeft ze nou toch niet verdiend. Dat heeft ze niet verdiend. O, vermoord! Is ze soms doodgestoken?
Middlebury: Nee, gewurgd. In haar eigen woning.
Finch: Oh! Oh!
Middlebury: Maar wat bedoelde u daarmee, Mrs. Finch: dát heeft ze nou toch niet verdiend? Betekent het dat ze een... klein lesje wel verdiend zou hebben?
Finch: Hoe kunt u me nou zoiets vragen, meneer de commissaris? Eh... Mrs. Harington had natuurlijk ook d'r fouten, zoals iedereen, maar eh... nou, ik zal geen kwaad woord meer over d'r spreken!
Middlebury: U moet er wel aan denken, Mrs. Finch, dat de moordenaar nog op vrije voeten rondloopt en misschien een nieuwe misdaad voorbereidt!
Finch: Goeie genade! Waar loopt ie dan rond?
Middlebury: Misschien we hier in Wellington. Niemand weet wie het volgende slachtoffer zal zijn, maar elke tip kan ons in staat stellen hem te arresteren. Ook als het om de "kleine fouten" gaat van Mrs. Harington!
Finch: Nou eh... eh... ja, hier weet toch bijna iedereen dat Mrs. Harington een eh... beetje eh... praatziek was. Ze heeft alle mensen tegen elkaar in het harnas gejaagd.
Middlebury: Waarom is ze zes weken geleden naar Cambridge verhuisd? Hier, waar ze iedereen kende, had ze toch zeker veel meer stof tot kwaadspreken?
Finch: Laat me toch even m'n strijkijzer uitschakelen. 'k Zal het u vertellen, maar dan moet u vlug weg wezen, alstublieft. Als Dr. Teddesley me hier met u betrapt, dan wordt ie woest... Iedereen meed Mrs. Harington hier de laatste maanden. Ze was uit de samenleving gestoten.
Middlebury: En waarom?
Finch: Omdat eh... eh... eh ja, ze heeft de jonge John Hare en Jean Patrick uit mekaar gebracht, kort voordat ze zouden trouwen. En dat heeft niemand 'r vergeven!
Middlebury: Hoe heeft ze dat voor elkaar gekregen?
Finch: Dat is niet precies bekend. Men weet alleen dat ze op een middag bij Mrs. Patrick, de moeder van Jean, is gegaan. En toen heeft ze lang met 'r gepraat, en de volgende dag heeft Jean de verloving verbroken. Ja, de huwelijksafkondiging was al aangevraagd!
Middlebury: Mm.
Finch: O o, John Hare moet buiten zichzelf geweest zijn. Ze zeggen dat ie zelfmoord heeft willen plegen.
Middlebury: Mm. Wat voor belang kan Norma Harington erbij gehad hebben twee jonge mensen ongelukkig te maken?
Finch: De mensen zeggen dat het zuiver boosaardigheid geweest is. Boosaardigheid, ja, en... en... en afgunst! Wie weet wat ze Jeans moeder allemaal wijsgemaakt heeft over die arme John?
Middlebury: Ja... Hoe was eigenlijk de verhouding tussen Mrs. Harington en Dr. Teddesley? Hij is toch haar zwager, nietwaar?
Finch: Ja... Zijn vrouw, de zuster van Mrs. Harington, die is drie jaar geleden gestorven.
Middlebury: Hé, stil 'ns! (geluid van hinkende voetstappen)
Finch: Hè! O, daar is ie! Vlug, weg! Weg! Weg!
Dr. Teddesley: (opent de deur) Wat zijn dat voor nieuwe gewoonten? Ik krijg geen thee, en jij scharrelt met vreemde kerels in de keuken!
Middlebury: Dat is mijn schuld. Dr. Teddesley, nietwaar?
Dr. Teddesley: Ja. En?
Middlebury: Commissaris Middlebury van de Criminele Recherche. Ik zou graag een kort gesprek met u willen hebben, dokter. Het gaat om uw schoonzuster, Mrs. Harington.
Dr. Teddesley: Mm. Komt u mee naar boven.
Middlebury: Dr. Teddesley is een man die ik niet graag als zwager zou hebben. Een kerel als een bekroonde stier! Een goeie 1,90 m groot, de linkerschouder wat opgetrokken, en van beroep arts. Hij liet me eerst de keukentrap opgaan, die van de keuken naar de parterre leidt, en omhulde me van achteren met z'n jeneveradem. Boven wees ie zwijgend z'n studeerkamer, bood me 'n stoel aan en liet zich in een enorme fauteuil met een roodgebloemde bekleding zakken. Hij zei geen woord, hij staarde me alleen maar aan met vochtige ogen, en...nbsp; snoof als een gepensioneerde vechtstier. (Hawkins lacht)
Dr. Teddesley: U wenst?
Middlebury: Dr. Teddesley, uw schoonzuster Norma Harington werd eergisteravond vermoord. De omstandigheden wijzen op roofmoord... Ik dacht dat u dat wel zou interesseren... Ik wil u niet beletten, dokter, zelf iets te zeggen.
Dr. Teddesley: Ja, waarom komt u bij MIJ?
Middlebury: Ik heb informaties ingewonnen omtrent de familieleden van Norma Harington. Iemand moet me tenslotte kunnen vertellen met wie de oude dame omging.
Dr. Teddesley: Dat zal ik u haarfijn vertellen: alleen maar met beschimmelde ouwe theetantes. Dat was d'r hele omgang!
Middlebury: Wanneer was ze eigenlijk voor het laatst bij u, Dr. Teddesley?
Dr. Teddesley: Zeg, denk je dat ik boekhoud van mijn bezoekers?
Middlebury: Dr. Teddesley, u weet heel goed dat wij de mensen over 't algemeen niet voor de grap ondervragen. In dit geval heb ik bijzonder goede redenen voor mijn vragen en ik moét antwoorden hebben. 'k Veronderstel niet dat u weigert ze te geven, omdat u zich daardoor zelf zou belasten.
Dr. Teddesley: Ik mezelf belasten? U wordt steeds grappiger, meneer de detective! Kan ik het helpen dat er in Cambridge of ergens anders een ouwe tante om zeep wordt geholpen?
Middlebury: Het treft slecht, Dr. Teddesley, dat de dader gehinkt moet hebben, ongeveer zoals u...
Dr. Teddesley: Waarde vriend, 't is eigenlijk helemaal niet nodig dat ik tekst en uitleg geef, maar eergisteravond heb ik 'm flink geraakt in "Beechers Inn", als je 't dan heel precies weten wil.
Middlebury: Ja, dat kan ik me echt indenken, dokter. En ik weet ook dat je dan niet graag een vol glas laat staan om een ouwe dame om zeep te brengen. Niettemin zult u van uw verklaringen misschien nog proces-verbaal moeten laten opmaken.
Dr. Teddesley: Eh... ik heb de briljanten van die ouwe vrouw niet nodig!
Middlebury: Hoe weet u dat die geroofd zijn, dokter?
Dr. Teddesley: Nou, wat moeten ze anders gegapt hebben? D'r slobkousen soms? Of d'r dwergpinchertje, dat rotbeest dat zelfs voor een konijn op de vlucht slaat? Nee, ik heb Normas briljanten niet nodig. Kijk 'ns uit het raam: dat hele land, tot die groep wilgen daar bij de heuvel, da's van mij, Dat huis is van mij, zonder hypotheek, meneer. Ik ben aandeelhouder van de Schotse ijzerpletterijen van McGuire. En vertel me nou 'ns: wat moet ik met Norma Haringtons belachelijke steentjes? Hè, ze zouden net in m'n polshorloge passen, als u 't nou precies weten wil.
Middlebury: Dat alles behoort u alleen toe? Ik bedoel: een vrouw hebt u niet meer?
Dr. Teddesley: m'n vrouw is drie jaar geleden gestorven.
Middlebury: Zij was de zuster van Norma Harington?
Dr. Teddesley: Ja.
Middlebury: Mag ik vragen waaraan ze gestorven is?
Dr. Teddesley: Mm... hartzwakte.
Middlebury: En nu jij, Hawkins! Wat zou jij uit dat gesprek met Dr. Teddesley bij elkaar gerijmd hebben?
Hawkins: Nou, ik zou in elk geval z'n mededeling gecontroleerd hebben dat hij op de avond van de moord in een café zat en zich vol liet lopen.
Middlebury: Dat heb ik geprobeerd, Hawkins. De dokter had over een kroegje - genaamd "Beechers Inn" - gesproken, maar 'k heb in heel Wellington niet één mens gevonden die me kon zeggen waar dat ligt...
Hawkins: Merkwaardig!
Middlebury: Overigens schijnt Teddesley een automaniak te zijn, want toen ik stiekem een blik in z'n garage riskeerde, zag ik daar een witte Meteoor model 2000 staan.
Hawkins: Zeer interessant! Die rijdt toch meer dan 200, nietwaar?
Middlebury: Mm.
Hawkins: Op welke manier is z'n vrouw eigenlijk gestorven? Is het niet mogelijk dat Dr. Teddesley ervaring had in het laten hemelen van ouwere dames?
Middlebury: 'k Heb later de overlijdensakte ingekeken. Ze was ondertekend... door Dr. Teddesley zelf!
Hawkins: Aha! En hoe stond het met die John Hare, die Mrs. Harington van z'n verloofde afgeholpen heeft? Hebt u die ook opgezocht?
Middlebury: John Hare? Tja... John Hare... 'k Ben bij 'm geweest. Bleke, opgeschoten jongeman. Er lag iets in z'n ogen... Ze waren niet onintelligent... ja, en ook niet zo dromerig als ze d'r op het eerste gezicht uitzagen.
Hawkins: Mm.
Middlebury: Eh... John werkt bij de spoorwegen. Hij had zondagdienst en ik trof 'm aan in het seinhuisje op het rangeerterrein van de Great Eastern Railways.
(getoet van een rangeerder)
John Hare: Criminele Recherche? Ja, als het niet lang duurt. Momenteel is het niet druk en gaat het misschien. Ik moet alleen op de signalen letten, natuurlijk.
Middlebury: Dat begrijp ik, Mr. Hare. In Cambridge is eergisteravond een ouwe dame vermoord die tot voor kort hier in Wellington gewoond heeft, ene Mrs. Harington.
Hare: Ja... dat weet ik.
Middlebury: Dat weet u al?
Hare: Ik las 't vanmorgen in het zondagsblad. Maar...
Middlebury: Ik ben op zoek naar het spoor van de dader. Ergens moet die knaap toch z'n mocassins afgedrukt of z'n zakdoek verloren hebben.
Hare: En... dan komt u bij mij in het seinhuis?
Middlebury: Luister 'ns, Hare, ik geloof dat jij heel goed weet waarom ik bij jou kom! Jij hebt kortgeleden ruzie met die ouwe dame gehad.
Hare: Ah, nou begrijp ik het.
Middlebury: Hoe lang geleden was dat eh... met miss Patrick?
Hare: 'n Half jaar ongeveer.
Middlebury: Ongeveer een half jaar, mm....nbsp; Eén ding begrijp ik niet, John: hoe kwam die Mrs. Harington ertoe 'r neus in jouw privé-zaken te steken?
Hare: Hoe ze ertoe kwam? (belgeluid) Moment, commissaris... Er komt dadelijk wat op spoor 2.
Middlebury: Let goed op, John! Ik wou geen schuld hebben dat er in Wellington 'n spoorwegongeluk gebeurt. (geluid van wissel die getrokken wordt)
Hare: Alles in orde, commissaris.
Middlebury: Kan ik dus verdergaan?
Hare: Mm.
Middlebury: 'k Geloof niet dat jij al te bedroefd bent dat die ouwe dame aan d'r end gekomen is, hè?
Hare: Moeilijk te zeggen...
Middlebury: Wat?
Hare: Moeilijk te zeggen... (er raast een...nbsp; trein voorbij)
Middlebury: Waarom antwoord je niet, John?
Hare: Mrs. Harington... was m'n moeder, commissaris. Wist u dat dus niet?
Middlebury: Toch wel, m'n jongen, maar ik wou het graag van jezelf horen. (geluid van bel en wissel)
Hare: Ik... moet u iets bekennen, commissaris.
Middlebury: Ga je gang. Ik luister.
Hare: k heb niét van m'n moeder gehouden.
Middlebury: Vertel verder, John.
Hare: Hoe bedoelt u dát? Nee, als u denkt dat ik iets met de moord te maken hebt, dan vergist u zich, commissaris! (een trein rijdt voorbij)
Hawkins: Is die John Hare een buitenechtelijk kind?
Middlebury: Juist. Ze hebben d'r blijkbaar een staatsgeheim van gemaakt, zodat in Wellington bijna niemand ervan afwist. Toen die Mrs. Harington ten slotte weduwe was, werd ze blijkbaar door een soort moederliefde overvallen. In elk geval klampte ze haar zoon aan om dié invloed op 'm uit te oefenen die ze bij haar overleden man niet meer kwijt kon. Haar hoofdsucces bestond daaruit dat ze de schattige Jean Patrick ervan weerhield met haar zoon te trouwen, en dat alleen maar omdat de Patricks te arm waren.
Hawkins: Die jongen moet z'n moeder wel gehaat hebben! Hoe stond het met z'n alibi?
Middlebury: Hij beweert dat ie vrijdags in de bioscoop was. Ja, 't zal niet makkelijk te controleren zijn.
Hawkins: Nee.
Middlebury: Na z'n dienst ontmoetten we elkaar nog 'ns in de stationswachtkamer.
Hare: Commissaris, gelooft u alstublieft dat ik met de moord niets te maken heb!
Middlebury: Dat zit wel goed, Hare... Wisten d'r veel mensen van die briljanten van je moeder af?
Hare: Nee. Moeder had de meeste ook al lang niet meer gedragen. Ik geloof dat alleen eh... Sally en Dr. Teddesley ervan afwisten.
Middlebury: En u.
Hare: En ik natuurlijk.
Middlebury: Wie is Sally?
Hare: Eh... Sally is 't dienstmeisje.
Middlebury: Had je moeder een dienstmeisje?
Hare: Tot voor twee jaar, ja.
Middlebury: Mm. Sally dus. Ja, maar nou even afgezien van die edelstenen, John... Je moeder had een paar vijanden, niet? Zijn daaronder lui die je tot zoiets in staat zou achten?
Hare: Niet dat ik weet, commissaris.
Middlebury: Denk na!
Hare: Ja... eh... eh... d'r is er misschien één geweest, maar... da's lang geleden.
Middlebury: En wie was dat?
Hare: Wel... een jaar of twintig geleden heeft m'n moeder 'ns een man bij de politie aangegeven.
Middlebury: Hè?
Hare: Hij heeft toen tuchthuis gekregen.
Middlebury: Hoe waren de details van die zaak?
Hare: O, geen flauw idee, 'k was toen nog een baby. Maar voor de rechtbank moet het zo geweest zijn dat alleen de verklaring van m'n moeder 'm achter de tralies bracht.
Middlebury: Mm. De naam herinner je je niet?
Hare: Nou eh..., ik eh... ik geloof dat hij eh... zoiets als eh... Goldenfield of zo heette.
Hawkins: Daar hebben we dus weer de beruchte "grote onbekende": een vent die vroeger door Mrs. Harington geruïneerd is, wordt na twintig jaar plotseling door wraakgevoelens overmand. z'n vijandin laat 'm vriendelijk binnen, drinkt 'n lekker glaasje met 'm, maar hij wurgt haar. En, daar ie toch bezig is met opruimen, neemt ie meteen een paar kostbare stenen mee. "De man uit het niets!" Nee, commissaris, nee, die krantenkop zult u me toch niet aandoen?
Middlebury: Ho ho ho, beste Hawkins, (schenkt weer in) ik vertel in de juiste volgorde, gun me dat pleziertje... Nou... (klinkt) Cheerio!
Hawkins: Gezondheid, commissaris.
Middlebury: Maandag de achttiende ben ik heel in de vroegte voor de tweede keer naar dat huis gegaan waar de moord gepleegd is.
Hawkins: Zeker weer voor die juffrouw op de eerste verdieping?
Middlebury: Geraden. 'k Wou nog met die Miss Stevenson praten die, naar men zegt, direct na de moord het huis heeft verlaten. Ja, misschien had zij meer gehoord dan het echtpaar Brewster. Misschien had zij die "hinkende engel der wrake" zelfs gezien! Maar ze was weer niet thuis. Blijkbaar nog steeds niet terug van haar weekenduitstapje. In haar plaats ontmoette ik een goeie ouwe kennis: Mrs. Brewster. Net toen ik m'n snor wou drukken, stak zij d'r puntneus buiten de deur, en fluisterde...
Mrs. Brewster: Meneer de commissaris!
Middlebury: Morgen, beste Mrs. Brewster. Al zo vroeg op de been?
Mrs. Brewster: Hij is er wéér geweest!
Middlebury: Wie is er weer geweest?
Mrs. Brewster: Die hinkende man! De moordenaar!
Middlebury: Mag ik even binnen komen? (gaat binnen en sluit de deur)
Mrs. Brewster: Ik zou me meer op m'n gemak voelen, commissaris, als wij mekaar nooit ontmoet hadden.
Middlebury: Ik ook, geloof ik, Mrs. Brewster.
Mrs. Brewster: Nou, m'n man en ik die waren gisteravond al in bed...
Middlebury: Om hoe laat?
Mrs. Brewster: Nou, precies kwart over elf, dat wou ik net zeggen...
Middlebury: O, u heeft waarschijnlijk zo'n wekker met lichtgevende cijfers? Ja, omdat u de tijd zo precies weet, bedoel ik.
Mrs. Brewster: Nee, als u 't dan heel precies weten wil: ik heb het licht aangeknipt, het lampje, op het nachtkastje.
Middlebury: Toen u die hinkende voetstappen weer hoorde?
Mrs. Brewster: Ja.
Middlebury: Was u dan om die tijd nog wakker? U gaat toch zeker veel vroeger naar bed?
Mrs. Brewster: Ach, commissaris u heeft er waarschijnlijk geen idee van.
Middlebury: U hebt die voetstappen dus weer gehoord?
Mrs. Brewster: Ja, ik heb die stappen weer gehoord.
Middlebury: Ze kwamen weer de trap af?
Mrs. Brewster: Ja.
Middlebury: En vertelt u me nou 'ns precies: kwamen ze van helemaal boven of van de eerste verdieping? Ja, ik bedoel: uit de woning van de vermoorde of uit die van Miss Stevenson?
Mrs. Brewster: Helemaal van boven, uit de woning van Mrs. Harington!
Middlebury: Bent u daar zeker van?
Mrs. Brewster: Ja!
Middlebury: Zoudt u mij direct willen opbellen als die Miss Stevenson, die op de eerste etage woont, terug is?
Mrs. Brewster: Nou, als u dat wilt, zeker!
Middlebury: Natuurlijk heb ik de zaak dadelijk onderzocht, Hawkins. 'k Ben met Candy nog 'ns in de bovenwoningen geweest, in die van Mrs. Harington en, voorzichtigheidshalve, ook in die van Miss Stevenson. Maar gevonden heb ik niks, absoluut niets. Die kerel had er in elk geval slag van z'n sporen uit te wissen! Ik vroeg me zelfs af of de zenuwen het echtpaar Brewster geen parten gespeeld hadden. Misschien hadden ze gemeenschappelijke hallucinaties gehad. Zeg, m'n beste Hawkins, d'r is een pijnlijke overvloed van alcohol op de wereld. Help me asjeblieft die op te ruimen!
Hawkins: Nee nee nee, dank je, nee, niet meer. m'n maag doet weer een beetje onvriendelijk.
Middlebury: Nou, permitteer me dan dat IK tenminste m'n plicht doe. (lacht en schenkt nog eens in) Op je gezondheid!
Hawkins: Cheers!...
Middlebury: Die maandagavond hebben we overgewerkt, Jabot en ik.
Hawkins: Wie is Jabot?
Middlebury: m'n assistent. We hebben al onze albums doorgebladerd en naar hinkende moordenaars gezocht. 't Werd negen uur, 't werd tien uur, en we discussieerden nog steeds. Jabot keek telkens op z'n armbandhorloge, en onze zaak was mij belangrijker dan het meisje van m'n assistent. Tussen tien en half elf ging ineens de telefoon.
(telefoon rinkelt)
Middlebury: Criminele Recherche, Middlebury.
Stem: Hallo?
Middlebury: Commissaris Middlebury, Criminele Recherche.
Stem: Komt u vlug, commissaris, heel vlug! Het gaat om mijn leven!
Middlebury: Met wie spreek ik?
Stem: Dinah Stevenson. Ik ben in de flat van mijn vriendin, Breckenbridge Road 9. Hij komt de trap af! (geluid van koekoeksklok) Dadelijk is ie bij de deur!
Middlebury: Hoe heet uw vriendin?
Stem: Hij zal me vermoorden! Help! Help!!
Middlebury: Hallo? Miss Stevenson?
Stem: Dadelijk breekt ie de deur open! Dadelijk!!
Middlebury: Vooruit! Alarm slaan en meekomen! (geluid van startende auto en sirene)
Middlebury: Dinah Stevenson, dat kon die dame zijn die we zo dringend wilden ondervragen maar niet thuis hadden getroffen. 't Adres, Breckenbridge Road 9, was me niet bekend. 't Was ver buiten, aan de zuidoostelijke rand van de stad. Norris reed als de duivel en in hoogstens vijf minuten waren we ter plaatse. (geluid van aankomende en remmende auto) 't Huis was helemaal donker, de deur was op slot. We belden als wilden en probeerden om tegelijkertijd het slot open te krijgen. (geluid van deurbel) Op de deur stond de naam Howles, die niemand van ons iets zei.
Jabot: Hè, ik ben bang dat we 'm op... die manier niet open krijgen, commissaris! (rammelt aan de deur) Opendoen! (bonkt op de deur) Politie!
Middlebury: Vooruit! Openbreken die deur, en vlug!
Norris: Komt in de bus, commissaris! Hee... hup! Hee... hup!
Middlebury: Op het moment dat de deur begon te bezwijken, werd ie van binnen geopend. D'r verscheen een klein mannetje in een nachthemd en met een nikkelen bril op en vroeg:
William Howles: He... heeft u geklopt, heren?
Middlebury: We liepen het van z'n stuk gebrachte mannetje bijna van de sokken en we doorzochten het huis tot en met zolder en voorraadkelder. We vonden z'n vrouw in bed. Ze werd giftig toen we het licht aandraaiden.
Esther Howles: Wat permitteren jullie je eigenlijk, vlegels? Wie zijn jullie wel? Ik... ik... 'k roep de politie!
Middlebury: Rustig, rustig, rustig, we zijn zelf de politie! Hier is m'n penning.
Esther: Hoe waagt u het van m'n slaapkamer binnen te komen?
Middlebury: Mrs. Howles, nietwaar? Wie is er nog meer hier in het huis buiten uzelf?
Esther: Buiten mezelf? Meneer! Ik bén buiten mezelf!
William: Kalm an, Esther, kalm an! Ik zal de zaak wel 'ns effe in de hand nemen. Eh... buiten ons... zijn er alleen nog de kinderen, maar ja, die liggen in bed. Tenslotte is het eh... over elven.
Middlebury: Hebt u het laatste half uur iets verdachts opgemerkt, Mr. Howles?
William: Eh... ie... ie... iets verdachts? Ja, hoe... hoe bedoelt u dat?
Middlebury: Kent u een dame die Dinah Stevenson heet?
William: Dinah Stevenson? Neen...
Esther: William, wie is die Dinah Stevenson?
Middlebury: Ik denk dat we hier onze tijd verknoeien, Jabot. Heb jij wat gevonden?
Jabot: Nee, commissaris.
Middlebury: Jij, Norris?
Norris: Ook niet, commissaris.
Esther: O, een ogenblikje, commissaris! 'k Geloof toch wel dat ik iets verdachts gehoord heb. 't Klonk als een sirene.
Middlebury: Ja, dat was de onze! Goeienacht eh... Mrs. Howles, en m'n excuses voor de storing.
Middlebury: We reden terug naar het bureau. Ik had een onprettig gevoel. En inderdaad, nauwelijks waren we binnen of de telefoon belde alweer.
(telefoon rinkelt)
Middlebury: Middlebury, Criminele Recherche.
Mr. Brewster: Ja, u spreekt met Brewster.
Middlebury: Mr. Brewster?
Mr. Brewster: Ja, ja. Mijn... mijn vrouw die heeft mij over u verteld...
Middlebury: Is er iets dringends, Mr. Brewster?
Mr. Brewster: Ja, ja, ik geloof van wel, commissaris. Bij... bij ons in huis is weer een moord gepleegd!
Middlebury: Daar was ik al bang voor! Miss Stevenson soms?
Mr. Brewster: Ja!
Middlebury: Niets aanraken! Over vijf minuten zijn we bij u!
Jabot: Is Miss Stevenson vermoord?
Middlebury: Ja!
Jabot: Dus toch die die daarstraks gebeld heeft.
Middlebury: Ik denk dat dát een val was! Intussen is de echte Miss Stevenson vermoord. Kom mee! (geluid van auto)
Middlebury: We reden dus voor de derde keer naar de Exeter Street 83, en de regen viel in stromen. (geluid van aankomende auto en slaan van portieren) In de hall wachtten de Brewsters al, en Candy, de conciërge. Candy had z'n kleren nog aan en hij maakte de indruk van goed wakker te zijn. Mrs. Brewster daarentegen scheen al geslapen te hebben. Ze droeg een peignoir, haar piekerige grijze haren stonden in alle richtingen overeind. Haar schouders trilden als stonden ze onder stroom. En toen ze mij zag, barstte ze nerveus los:
Mrs. Brewster: Waarom bevrijdt u ons dan niet eindelijk van dat monster, commissaris? Moeten we er kalm op wachten tot hij ons allemaal achter elkaar vermoordt? Ik hou het niet meer uit! Hoort u dat, commissaris?
Middlebury: Heb jij iets opgemerkt, Candy?
Candy: Niets veel, meneer de commissaris. Ik heb beneden zitten lezen.
Middlebury: Wat hebt u zitten lezen?
Candy: 't Verslag over de hondenrennen, enne... toen heb ik iemand uit horen gaan, maar... opgevallen is 't me niet. Waarom zou d'r niet iemand de deur uit kunnen gaan? In ene komt Mr. Brewster als een gek de trap af en zegt alsdat ik dadelijk de deur van de flat van Miss Stevenson openmaken mot.
Mr. Brewster: Ja, ja, dat klopt. Eh... Brewster is mijn naam.
Middlebury: Ik had uw vrouw verzocht me dadelijk te willen bellen zodra Miss Stevenson terug was.
Mr. Brewster: Ja, tegen tien uur vanavond was Miss Stevenson nog niet terug, commissaris, en toen... toen... toen zijn wij naar bed gegaan.
Middlebury: Nou, ik zou u straks graag nog even spreken, Mr. Brewster. We gaan nu eerst naar boven.
Middlebury: De woning van Miss Stevenson, Hawkins, zag er heel anders uit dan de plaats van de eerste misdaad. Miss Stevenson bleek een jongedame met smaak en cultuur te zijn geweest. Ze had de sombere woning uit de tijd van koningin Victoria met allerlei bonte tapijten en wandkleden opgevrolijkt. Nog iets was er anders: de voorkamer waarin de moord had plaatsgevonden, bevond zich in een tamelijke wanorde. Het lage tafeltje in de zithoek was omgevallen, ook een schemerlamp lag d'r op de grond, het tapijt was in golven bijeengeschoven, en daarop lag Miss Stevenson, tamelijk verfomfaaid, met bloed aan d'r vingers en een kneuzing aan het hoofd. Sportief getraind als ze was, had ze met die hinkende kerel blijkbaar verbitterd gevochten en 'm waarschijnlijk z'n gezicht opengekrabd.
Hawkins: Aha, dat betekent dat de dader sporen daarvan op z'n gezicht moet hebben overgehouden. Maar overigens kan ik u een klein verwijt niet besparen, commissaris: waarom heeft u Miss Stevenson, die misschien de enige getuige was, niet onder politiebewaking gesteld?
Middlebury: Ja, ze was immers uit!
Hawkins: Nee nee, daarmee kunt u mij niet afschepen, commissaris. U had een agent in de woning op haar kunnen laten wachten, dan was haar niets overkomen!
Middlebury: Nou, eerlijk gezegd was ik er niet op voorbereid dat de moordenaar zo'n haast zou hebben haar uit te schakelen. Bij Miss Stevenson vonden we geen aanwijzingen voor een roofmoord. We hebben toen de gewone maatregelen genomen: de recherche van het district gewaarschuwd, die met de dokter en de fotograaf kwam en Miss Stevenson ten slotte liet wegbrengen. Intussen praatte ik nog 'ns met de Brewsters. Ze verklaarden dat ze in bed hadden gelegen. Plotseling had Mrs. Brewster haar man gewekt.
Mrs. Brewster: Henry! Henry! In hemelsnaam! Henry!! Word wakker, Henry!
Mr. Brewster: Wat is d'r nou weer aan de hand?
Mrs. Brewster: Maar hoor je dat dan niet? Boven ons zijn ze aan 't vechten! (een langgerekte kreet)
Mr. Brewster: Miss Stevenson? Was dat Miss Stevenson? Is... is die dan al terug?
Mrs. Brewster: Wat moeten we doen?
Mr. Brewster: Ja ja, ik ben al op.
Mrs. Brewster: Nee, nee, nee nee! Ga er niet heen!... O, 't is alweer rustig.
Mr. Brewster: Ja. Ik ga...
Mrs. Brewster: Hou je nou stil! (hinkende voetstappen die de trap afdalen - deur slaat dicht)
Mr. Brewster: Ik moet toch... de politie...
Mrs. Brewster: Nee nee!
Mr. Brewster: ... de politie opbellen?
Mrs. Brewster: Wees nou verstandig! Eerst moet je naar Miss Stevenson gaan kijken! Kom! Ja, maar neem Candy mee naar boven, hoor!
Middlebury: Op de eerste etage hebben Brewster en Candy toen, volgens hun zeggen, het lijk gevonden. En daarna gebeurde d'r iets waarover jij je toen groen en geel geërgerd hebt, m'n beste Hawkins.
Hawkins: Ja, de "Express & Star" kreeg lucht van de moord.
Middlebury: En die concurrent kreeg er niet toevallig de lucht van! Mrs. Brewster heeft ze heel eenvoudig opgebeld!
Hawkins: Nou gaat me een licht op! Hoe kwam dat mens d'r bij?
Middlebury: Haar neef is volontair bij de "Express & Star". Ze wou hem een handje helpen.
Hawkins: Ja, erg schattig van d'r, hoor! (Middlebury lacht) En we ergerden ons blauw toen we de volgende morgen 't verslag over de moord bij de concurrentie mochten lezen.
Middlebury: Mm, als compensatie zal je binnenkort jullie concurrenten doodergeren.
Hawkins: Ontploffen zullen ze! 't Is een bijna onverdiend geluk dag ik als enige uw verslag mag beluisteren.
Middlebury: Niet onverdiend, waarde vriend! Helemaal niet onverdiend! Trouwens, jullie hebben je schade gauw ingehaald.
Hawkins: Ja, we hebben een reportage gebracht in de tweede editie.
Middlebury: Ja, en of! En 's-middags werd ze op alle straathoeken verkocht!
Eerste krantenverkoper: De tweede moord in 't Huis van het Noodlot!
Tweede krantenverkoper: Wie zag de hinkende moordenaar?
Eerste krantenverkoper: De wurger gaat rond!
Tweede krantenverkoper: Buren horen gestommel!
Eerste krantenverkoper: Is de politie machteloos?
Tweede krantenverkoper: Uitvoerig verslag over de moord in de Exeter Street!
Eerste krantenverkoper: De tweede moord in het Huis van 't Noodlot!
Middlebury: Je collega's van de pers begonnen mij ineens aardig te bombarderen. Het was net een soort trommelvuur. En jij, Hawkins, was de enige die een lans voor me brak. Jij hebt ervoor gepleit dat de zaak me niet uit de hand genomen zou worden, terwijl de anderen m'n hoofd eisten.
Hawkins: Waarom Scotland Yard erbij te halen. De heren zouden toch alleen maar de room van de melk hebben geschept die u gemolken had.
Middlebury: Dank je. Nou, je permitteert me zeker wel dat ik nog een slokje neem, hè?
Hawkins: Ja, van hier af wordt uw verhaal voor mij pas echt interessant. Tot hier toe was ik in grote trekken georiënteerd, maar toen sneed u ineens alle informaties af.
Middlebury: Ja, dat deed ik om te voorkomen...
Hawkins: Ja, weet ik, weet ik: om te voorkomen dat de dader uit de kranten te weten zou komen wat voor hem van nut zou kunnen zijn.
Middlebury: Ja!
Hawkins: En daardoor heeft u die woedende krantenjongens méér tegen u in 't harnas gejaagd!
Middlebury: We moeten rúst hebben om te werken. Voor mij begon er toen een tijd van afmattend detailwerk: verhoren en nog eens verhoren. Eerst heb ik die Brewster nog eens op het matje laten komen. Volgens hem had ie die hinkende man op de avond voor de tweede moord ook gehoord! Ik vroeg Mr. Brewster of ie zich duidelijk herinnerde of de voetstappen op die zondag van de twééde verdieping kwamen.
Mr. Brewster: Van de... van de twééde verdieping?
Middlebury: Ja. Klopt het niet wat uw vrouw heeft verteld?
Mr. Brewster: Ja... O ja ja ja! Nou herinner ik me het weer!
Middlebury: Mr. Brewster, weet u zeker dat die voetstappen niet van de eerste verdieping, dus uit de woning van Miss Stevenson, kwamen? Weet u dat heel zeker?
Mr. Brewster: Tja! Ja, voor honderd procent zeker ben ik d'r eigenlijk niet van, commissaris. Eh ja... wij dachten toen dat de moordenaar op de plaats van de misdaad terugkwam.
Middlebury: Eh... ik begrijp het, Mr. Brewster, heel interessant. Eh... nog één vraag: heeft u achteraf iets gezien?
Mr. Brewster: Ik eh... ik... ik zag in de buurt van ons huis een auto wegrijden. Ja, ik weet natuurlijk niet of die iets met die hinkende man te maken had.
Middlebury: Wat voor een wagen was dat?
Mr. Brewster: Ja, 't was weliswaar meer dan honderd meter weg, maar... ja, 'k zou me toch reuze moeten vergissen als het geen Meteoor is geweest.
Middlebury: Welke kleur?
Mr. Brewster: Hij... hij was wit!
Middlebury: Dat weet u zeker, hè?
Mr. Brewster: Ja. In... in elk geval, hij was licht van kleur, hè. Dat kon ik zien toen ie langs een straatlantaren reed.
Middlebury: De man aan het stuur of de nummerplaat heeft u zeker niet gezien?
Mr. Brewster: Nee, nee, natuurlijk niet, commissaris. Daarvoor was het toch immers veel te ver weg!
Middlebury: Na de moord op Miss Stevenson heeft u geen rijdende auto opgemerkt?
Mr. Brewster: Nee, nee nee, daarvoor was ik te...
Middlebury: Opgewonden?
Mr. Brewster: Ja...
Hawkins: Nu mag u me een whisky inschenken, commissaris.
Middlebury: (lacht) Eindelijk word je dan toch verstandig, hè beste kerel! (schenkt in) Zo! Drink maar!
Hawkins: Nou, het is gewoon sadisme in het kwadraat me zo lang in spanning te houden, terwijl ik Dr. Teddesley al direct verdacht heb. Wat is er met hem gebeurd?
Middlebury: Ik liet 'm voor een verhoor oproepen, en hij kwam ook.
Dr. Teddesley: Ik heb u toch gezegd dat ik met die hele moordgeschiedenis niks te maken heb? Ik eis van u een behoorlijke schadevergoeding voor het feit dat ik m'n praktijk een halve dag in de steek heb moeten laten!
Middlebury: Zou die snelle wagen van u u niet vlug genoeg naar uw patiënten terugbrengen, dokter?
Dr. Teddesley: Hoe komt u daarbij? 'k Ben met de trein gekomen!
Middlebury: Waarom heeft u uw Meteoor 2000 dan thuisgelaten?
Dr. Teddesley: Mijn Meteoor?
Middlebury: Zo'n wagen staat op uw naam geregistreerd, en er was ook achter te komen dat uw wagen wit is.
Dr. Teddesley: Nou, en als dat zo was, wat zou u dat aangaan?
Middlebury: Normaal gesproken niets, maar uw wagen is 's-avonds laat gezien in de buurt van het huis waar Mrs. Harington en Miss Stevenson vermoord werden.
Dr. Teddesley: Ik ken geen Miss Stevenson, en behalve de mijne zullen d'r nog wel een paar witte Meteoors rondrijden!
Middlebury: U permitteert dat ik nog vlug een getuige laat roepen? We zijn binnen een paar minuten klaar. Jabot, de getuige Hamilton, asjeblieft.
Jabot: Komt eraan, commissaris!... (opent een deur) Komt u binnen, mevrouw.
Middlebury: Mrs. Patricia Hamilton woont in de Exeter Street 78. Zij heeft op zondagavond tegen kwart over elf op de straat uitkijkend de ramen van haar huis gesloten. Is dat juist, Mrs. Hamilton?
Mrs. Hamilton: Eh ja... We waren wat laat thuisgekomen en ik had nog even gelucht.
Middlebury: Wilt u verder vertellen?
Mrs. Hamilton: Ik eh... stond dus voor het raam en zag een man op het trottoir die veel haast had. Het viel me op dat ie met één been trok, en dat ie helemaal aan de rand van het trottoir, in de schaduw van de bomen, bleef.
Middlebury: Hoe ver was die trottoirrand van u verwijderd?
Mrs. Hamilton: Eh... hoogstens drie meter.
Middlebury: Mm, en wat gebeurde er toen?
Mrs. Hamilton: Plotseling werd bij ons de trapverlichting ingeschakeld. Mijn man had de wagen in de garage gezet. Tegelijk met de trapverlichting gaat ook de buitenverlichting branden, en die is tamelijk sterk... Ik kon de man heel goed zien.
Middlebury: Dr. Teddesley, zoudt u mij het genoegen willen doen op te staan en één keer door de kamer heen en weer te lopen?
Dr. Teddesley: Aan deze dag zult u nog terugdenken, meneer de detective!
Middlebury: Vaak, en graag, dokter! (Hamilton loopt heen en weer) Mrs. Hamilton, kan het deze heer zijn die u gezien hebt?
Dr. Teddesley: U dient er bliksems goed over na te denken wat u gaat zeggen, mevrouwtje!
Middlebury: Probeert u niet de getuige te intimideren! (de dokter loopt verder)
Mrs. Hamilton: Dat is de man die ik gezien heb, commissaris. Ik herken 'm aan z'n schouders.
Middlebury: Dr. Teddesley, u bent als verdacht van moord gearresteerd!
Dr. Teddesley: Gearresteerd... Voor zover mij uit de krant bekend is, is er op die avond waarop die dame me gezien wil hebben helemaal geen moord gepleegd!
Middlebury: Ik zou me kunnen voorstellen, dokter, dat u op die bewuste zondagavond Miss Stevenson wilde bezoeken. Miss Stevenson, dokter, was de enige mens die u na de moord op uw schoonzuster, Mrs. Harington, gezien heeft, en dan toevallig op de trap! U moést haar laten verdwijnen om niet verraden te worden. U trof Miss Stevenson niet thuis. Ze was nog niet teruggekeerd. Maar daar u van nature consequent bent, zult u een tweede keer naar haar toe zijn gegaan, en wel op maandagavond, toen ze gewurgd werd.
Hawkins: Dat noem ik prompt opgeknapt, commissaris! m'n hartelijke gelukwensen! Ik begrijp alleen niet helemaal waarom u 't resultaat nu pas bekend maakt. Heeft die vent zo lang nodig gehad om met z'n bekentenis over de brug te komen? Of... is er soms nog... meer interessants uit de bus gekomen?
Middlebury: Nog meer interessants? Nou, 'n interessante gast wil ik je nog voorgeleiden, Hawkins... (neemt de telefoon) Hallo? Jabot, je kunt onze gast nu op mars sturen.
Hawkins: Wat zeg je?
Middlebury: Ja, binnen tien minuten kan ie hier zijn. (klinkt) Nou, gezondheid, Hawkins!
Hawkins: Gezondheid!
Middlebury: Je hebt toch nog zolang de tijd, hè? Intussen moet ik je wel een kleine teleurstelling bereiden: Dr. Teddesley zit niet meer in het gevang.
Hawkins: Wat zegt u? Is hij gevlucht?
Middlebury: Nee, gewoon en beleefd door ons ontslagen. Hij is namelijk de moordenaar niet!
Hawkins: Nee? Waaruit concludeert u dat?
Middlebury: Twee dagen na de arrestatie van dokter Teddesley kwam er bij m'n assistent Jabot een jongeman die me spreken wilde, en Jabot bracht 'm bij me. Het was een zekere John Hare.
Hawkins: (fluit van verbazing)
Middlebury: Ja, John Hare, de spoorwegbeambte.
Hare: Mrs. Finch vertelde me dat de dokter gearresteerd is, en daarom wil ik u iets vertellen. Eh... het is weliswaar maar een kleinigheid...
Middlebury: Ik ben voor kleinigheden altijd ontvankelijk, John!
Hare: Nou, zondagmiddag was Dr. Teddesley bij me. Hij vroeg me of IK de universele erfgename van Mrs. Harington was. Ik zei 'm dat ik dat niet wist. Toen vroeg ie me hem brieven uit de nalatenschap te geven, als ik die mocht erven.
Middlebury: Wat voor brieven dan?
Hare: Ja, dat heeft ie niet gezegd. Ik... ik moest 'm alle brieven voorleggen die m'n moeder bewaard had en hij wilde d'r dan uitzoeken wat hij nodig had. Ik heb nee gezegd.
Middlebury: Zo zo! Je hebt z'n grote charme dus weerstaan?
Hare: (lacht) Ja. Allereerst wil ik de brieven zelf 'ns bekijken. Ten slotte bood ie me tien pond, maar ik heb voet bij stuk gehouden.
Middlebury: Bravo, John! En ben je intussen werkelijk de erfgenaam geworden?
Hare: Ja... Waarom wilt u dat weten?
Middlebury: Omdat ik er blij om ben... Voor jou!
Hawkins: Dat begrijp ik... En op grond van deze verklaring heeft u Dr. Teddesley vrijgelaten?
Middlebury: Mm. Dan had ik een pak slaag verdiend! Nee, allereerst kwam Mrs. Finch aanzetten en verklaarde me dat Dr. Teddesley weliswaar op zondagavond met z'n wagen vertrokken was, maar dat ie op maandag, toen Miss Stevenson vermoord werd, thuis een herenfuifje had gegeven.
Hawkins: Eh... luistert u 'ns, commissaris. Zou die... die... die Mrs. Finch de dokter niet in bescherming nemen?
Middlebury: Hoe dat ook zij, m'n assistent Jabot is in elk geval naar Wellington gegaan en ie heeft niet alleen een deelnemer aan die fuif kunnen achterhalen die de verklaring van Mrs. Finch bevestigde, maar hij heeft ook dat kroegje, "Beechers Inn", gevonden. De eigenaar heb bevestigd dat Teddesley op de vrijdagavond toen Mrs. Harington gewurgd werd, bij hem gezeten en behoorlijk gehesen heeft.
Hawkins: Wel verdraaid nog aan toe, wat heeft Teddesley dan op zondagavond in Exeter Street gedaan? Hij is toch heel duidelijk herkend?
Middlebury: Daar zijn we ook achtergekomen! Hij wou niet, zoals ik dacht, Miss Stevenson om zeep helpen, maar hij wilde die geheimzinnige brieven uit de woning van Mrs. Harington halen. Je weet wel, die brieven die eh... die John Hare geweigerd had?
Hawkins: Ja ja.
Middlebury: Het lukte hem die mummie van een conciërge met een briefje van een pond om te kopen om 'm in de woning binnen te laten. Of ie daar gevonden heeft wat ie zocht, waarschijnlijk brieven die hem op de één of andere manier compromitteerden, zullen we wel nooit te weten komen.
Hawkins: En heeft Teddesley deze lezing van het geval zelf bekend?
Middlebury: Nou, om te beginnen heeft ie hardnekkig geloochend, omdat het 'm pijnlijk moet zijn toe te geven dat ie 's nachts in een vreemde woning binnengedrongen was om iets te stelen. Maar langzaamaan moet het hem duidelijk zijn geworden hoeveel groter het gevaar was van moord te worden beschuldigd, en zo verwaardigde hij zich ten slotte tot het ..?.. van de ware toedracht. En daarmee, m'n beste Hawkins, was m'n prachtige kaartenhuis in elkaar gezakt. Net als in het begin stond ik zonder getuigen en zonder dader. En intussen vuurden de heren journalisten op me zo snel als hun typmachines maar schrijven konden. Nu komt het beste, jongen: dat een mens van 64 nog op het idee kan komen dat ie niet deugt voor z'n werk... Maar als je denkt dat het onmogelijk nog donkerder kan worden, dan zie je soms een verrassende lichtflits. Op een goeie nacht lig ik in de kamer hiernaast in m'n ouwe ijzeren ledikant, en buiten is het net zo aardedonker als in m'n kop. Voor de zoveelste keer ga ik het hele geval stap voor stap na. Een onweer komt opzetten, 't begint te weerlichten en te donderen. Je weet misschien hoe dat de fantasie verhitten kan?
Hawkins: Mm.
Middlebury: De vogels buiten maken angstige geluiden... Ik hoor ook een koekoek. En ineens schiet me door m'n hoofd dat ik ergens een koekoeksklok gehoord heb. Maar waar? Ineens heb ik het! Dat misleidende telefoontje op maandagavond... (geluid van koekoeksklok) Hij komt de trap af! Dadelijk is ie bij de deur! Hij zal me vermoorden! Help! Help!! Ik kan je wel vertellen dat ik in één klap klaarwakker was. Je hebt er geen idee van, Hawkins, hoe pienter een mens binnen een halve minuut kan worden.
Hawkins: Dat noem ik "iemand op de pijnbank leggen", commissaris. Ja, wilt u me nou niet vertellen wát u zo ineens te binnen schoot?
Middlebury: Ach, wacht toch, Hawkins! Jij bent even ongeduldig als een klein kind! In elk geval had ik ineens weer geluk. Maar de allergrootste boffer voor me was iets dat me de volgende dag gerapporteerd werd. Hm, stel je voor, Hawkins: ineens had ik een wasechte getuige die zelf bij de moord aanwezig was!
Hawkins: Bij de moord aanwezig?Ja, vertelt u me nou 'ns, commissaris, heeft u me geroepen om me inlichtingen te geven, of... om me raadseltjes op te geven?
Middlebury: (lacht) Laat die ouwe oom van het raadselhoekje alleen nog maar eventjes vertellen over z'n gesprek met een orthopedisch chirurg.
Hawkins: Mm, als het moet! Nou, vooruit dan maar. Ja, met mij kunt u alles doen.
Middlebury: Ik wilde me 'ns oriënteren omtrent de redenen waarom een mens hinkt. Professor Coleman van de universiteitskliniek gaf mij uitvoerig college. En wat ie aan het slot zei, heb ik goed in m'n oren geknoopt.
Professor Coleman: Ja, overigens is het helemaal niet gezegd, commissaris, dat u uw man daaraan kunt herkennen dat hij hinkt. Die misdadiger van u beweegt zich in het gewone leven misschien net zoals wij. Dat wil zeggen: zonder enige onregelmatigheid in zijn manier van lopen.
Middlebury: Wát zegt u?
Coleman: Denkt u 'ns aan zekere belemmeringen die van het weer afhankelijk zijn! Menige reumatieklijder heeft zo lang een normale manier van lopen tot er een bijzonder lage luchtdruk optreedt. Bij onweer of storm bijvoorbeeld beginnen z'n ledematen dan pijn te doen, en hij begint te hinken.
Middlebury: Dat is geweldig interessant, professor!
Coleman: Ja...
Middlebury: Daaraan heb ik nog helemaal niet gedacht.
Coleman: Ja, u moet nog iets bedenken: bij vele verwondingen, of amputaties...
Middlebury: Ja?
Coleman: ... observeerden wij dat de betrokkene zich heel regelmatig beweegt zolang hij dat in een normaal tempo doet.
Middlebury: O juist, ja.
Coleman: De voortdurende oefening heeft bewerkt dat wij van zijn gebrek niets meer waarnemen.
Middlebury: Mm.
Coleman: Beweegt hij zich echter zeer snel, wordt hij bijvoorbeeld gedwongen hard te lopen, of eh... vlug een trap op te gaan, dan treedt zijn gebrek dubbel duidelijk aan de dag.
Middlebury: En nu, Hawkins, kom ik aan het einde van m'n verhaal. Nou, hoe staat het ermee? Wil jij niet nog een glas?
Hawkins: Nou, eh... ja, ja, het kan misschien geen kwaad.
Middlebury: Zie je nou wel! Nou, op je gezondheid, hoor!
Hawkins: Op de uwe! (geklop op de deur)
Middlebury: Nou komt onze gast, Hawkins! Maar voor ik die binnenlaat, moet ik je iets biechten. Het is geen vrolijke gast, eerder een beetje een griezel. Het is namelijk het tweede slachtoffer van de hinkende moordenaar: Miss Stevenson.
Hawkins: U... u wilt hier... een lijk binnenhalen?
Middlebury: Bij wijze van spreken.
Hawkins: Dat is een grap waar ik slecht tegen kan, commissaris! U weet, m'n hart is niet zo best in orde...
Middlebury: Je zult vlug genoeg aan de aanblik wennen, Hawkins! Dus, als je 't goed vindt... Binnen! (deur gaat open, voetstappen)
Hawkins: (slaakt een kreet)
Middlebury: Miss Stevenson. Ik mag u Mr. Hawkins voorstellen. Hij is redacteur van... (hinkende vluchtende voetstappen) Hé, Hawkins, waar ga jij heen?
Miss Stevenson: Dat was ie, commissaris. Ik heb 'm op het eerste gezicht herkend.
Middlebury: Hoorde u 'm weghinken?
Miss Stevenson: U wilt hen toch niet laten vluchten?
Middlebury: Ach, dadelijk is ie weer hier. Beneden staat Jabot met twee potige knapen... Mm, 't is al voor mekaar! Hawkins is direct weer boven.
Miss Stevenson: Eh... heeft u een cognac voor me?
Middlebury: Wel whisky. (schenkt uit) Zo. Nou, op de arrestatie van de hinker dan maar, hè?
Miss Stevenson: Dank u.
Middlebury: Een eh... sigaret, Miss Stevenson?
Miss Stevenson: Ja, graag... Dank u.
Middlebury: Nou, de verrassing is prachtig gelukt! Hawkins had blijkbaar niet het geringste vermoeden dat u de moordaanslag overleefd zoudt kunnen hebben... Ik dank u dat u gekomen bent, Miss Stevenson, om 'm te identificeren. Gaat het u langzaamaan al wat beter?
Miss Stevenson: Nog een beetje zwak te been, maar...
Middlebury: O ja, mm.
Miss Stevenson: ... ik ben toch al aardig opgeknapt, vindt u niet? (hinkende voetstappen)
Jabot: Hij heeft zich te weer gesteld, commissaris. Zal ik 'm meteen maar laten opsluiten?
Middlebury: Nee, laat 'm hier. Ik heb je beloofd, Hawkins, je de hele geschiedenis te vertellen. 't Zou niet aardig van me zijn als ik je de rest verzweeg... Op de avond van de achttiende oktober wachtte jij in de buurt van het huis op de terugkomst van Miss Stevenson van haar weekenduitstapje. Tegen tienen verscheen je slachtoffer en kort daarop belde jij bij haar aan met het idiote voorwendsel dat je voor het Centraal Bureau voor de Statistiek een paar vragen moest stellen.
Miss Stevenson: Hij noemde zich Peters. En ik heb 'm niet dadelijk herkend, omdat ie zich met een dikke hoornen bril en een snor vermomd had.
Middlebury: Mm.
Miss Stevenson: Ik heb 'm alleen maar gevraagd waarom ie met z'n statistische vragen zo laat kwam aanzetten.
Middlebury: Jij zei dat je overdag ook al twee keer aan de deur was geweest en dat er haast bij was. Miss Stevenson liet je toen in de huiskamer. Je begon een nietszeggend gesprek en maakte een zenuwachtige indruk. Toen vermoedde Miss Stevenson langzaamaan wie ze voor zich had, en ze probeerde onopvallend de kamer uit te komen om te kunnen telefoneren.
Miss Stevenson: Wilt u me 'n ogenblikje excuseren, Mr. Peters?
Hawkins: O, blijft u toch hier. Ik ga dadelijk weer weg.
Miss Stevenson: Nee, nee, laat me maar eventjes. Ik... ik wil alleen maar even een kopje thee voor u zetten.
Hawkins: Nee, u hoeft voor mij toch geen drukte te maken! Nee! Hier komt u niet uit!
Miss Stevenson: Laat me gaan!!
Hawkins: Nee!
Miss Stevenson: Ik weet wie u bent! Ik heb u vrijdagavond gezien, hier op de trap! (een heftige worsteling)
Hawkins: Stil!
Middlebury: Dit keer werkte je niet zo grondig, Hawkins. Toen we haar woning binnenkwamen, gaf Miss Stevenson alweer de eerste tekenen van leven. Maar de Brewsters hadden de zaak al als moord uitgebazuind, vooral tegenover de krant. En dat bracht mij op de gedachte, met toestemming van Miss Stevenson, 't daarbij te laten. Zo sloegen we twee vliegen in één klap: als Miss Stevenson voor dood doorging, was dat voor haar de beste bescherming en hoefde ze geen... tweede overval te vrezen. Bovendien hadden we de mogelijkheid door een plotselinge confrontatie met de dader diens schuld overtuigend te bewijzen. En ik geloof dat ons dat vanavond heel aardig gelukt is.
Jabot: Ja, vergeet niet eh... dat het bij Miss Stevenson om dood of leven ging, commissaris.
Middlebury: Zo is het. Miss Stevenson had een...nbsp; schedelbreuk, en dat ze 't er levend af zou brengen, stond pas veertien dagen na de moordaanslag vast. Toen had ik een kroongetuige, en dat zou ik misschien vandaag nog niet geweten hebben als mij die koekoek niet te binnen geschoten was, die net riep toen jouw vrouw telefoneerde, Hawkins!
Miss Stevenson: z'n vrouw?
Middlebury: Ja, Mrs. Hawkins, een vroegere actrice, speelde aan de telefoon de bedreigde Miss Stevenson om ons naar een anders stadsdeel te lokken.
Miss Stevenson: Oh!
Middlebury: Ik herinner me nog goed dat kleine fuifje bij jullie thuis, Hawkins, vier jaar geleden. We vierden de arrestatie van de Corky-bende door de samenwerking van pers en politie. Jij kwam toen net uit het Schwarzwald terug en liet mij die koekoeksklok zien!
Miss Stevenson: Maar d'r zijn toch massa's koekoeksklokken?
Middlebury: Hier in Cambridge? Niet dat ik weet. In elk geval, Hawkins, heeft Jabot 'ns bij jouw redactie geïnformeerd, en daarbij bleek dat je na de dag van de overval op Miss Stevenson twee dagen thuis bent gebleven, zogenaamd omdat je ziek was. Toen je weer terugkwam, had je twee pleisters op je gezicht! Toen heb ik bij de administratie in Newcastle geïnformeerd. Daarbij bleek dat je je tegenwoordige naam pas sedert achttien jaar draagt, als journalistiek pseudoniem om zo te zeggen. Voordien heette je Goldenfield en woonde in Wellington. En wat dat hinken aangaat, Hawkins, staat er in de akte van de gevangenis in Birmingham onder de naam Goldenfield te lezen dat je een twintig centimeter lang diep litteken hebt dat van de rechterdij naar de knie loopt. Ach eh... Jabot, wil jij 'ns even z'n broekspijp optrekken? ... Dank je. Dat is voldoende. Nu weten we waarom je hinkt als je haast hebt.
Miss Stevenson: Maar lieve hemel, waarom heeft ie dat allemaal gedaan?
Middlebury: Ja... Dat is een deel van mijn verhaal dat Hawkins in Wellington als zoon van zeer achtbare ouders op het hellende vlak geraakte. Misschien had ie slechte vrienden. In elk geval werd ie tot anderhalf jaar gevangenis veroordeeld, die hij in Birmingham uitzat. Aangegeven was ie door een zekere Mrs. Harington...
Miss Stevenson: O, zit dat zo?
Middlebury: Ja, zo zit dat! Na het uitzitten van z'n straf had Goldenfield weinig zin naar Wellington terug te keren en zich met de vinger te laten nawijzen. Hij kwam dus langs omwegen naar onze stad, werd journalist, trouwde, leidde een eerbaar leven en werd één van onze meest geziene burgers. Over het verleden scheen gras gegroeid te zijn. En toen dook drieëneenhalve maand geleden die ouwe kletstante, Mrs. Harington, in onze stad op. Ergens moeten die twee elkaar toevallig ontmoet hebben. En zoals ik Mrs. Harington ken, die zich overal geroepen voelde de deugd te beschermen, heeft ze jou te verstaan gegeven, Hawkins, dat ze 't hemeltergend vond een ex-gevangene hier in de positie van geëerd burger te zien. Achttien jaar lang heb jij je fatsoenlijk gedragen, iets gepresteerd. Je was in de betere kringen opgenomen... En nu zou je alles verliezen door een praatzieke ouwe vrouw. Toen heb je d'r uit de weg geruimd.
Jabot: Maar eh... maar die likeur, commissaris? Mrs. Harington heeft haar moordenaar toch blijkbaar vriendelijk en als een goeie kennis ontvangen?
Middlebury: Wij hebben de nobele ziel van Mrs. Harington niet gekend, Jabot. Ze beging haar wreedheden met stijl, en...nbsp; wilde d'r vermoedelijk in alle gemoedsrust van genieten hoe deze man voor d'r ogen ineenstortte!
Miss Stevenson: Ik dacht dat die eerste moord een roofmoord was.
Middlebury: Ja... Ja, dat dachten wij eerst ook, maar dat staat anders. Toen Candy, de conciërge, 't lijk vond, jeukten de ouwe gouddief de vingers, en HIJ nam de juwelen uit de woning van de overledene mee. U moet weten dat Candy in dat opzicht al wat op z'n kerfstok heeft.
Miss Stevenson: En toen... kwam ik aan de beurt.
Middlebury: Omdat u Hawkins gezien had! Hij was bang dat u de politie een beschrijving van 'm zou kunnen geven.
Miss Stevenson: Ik was net dezelfde vrijdag voor 't weekend naar ..?.. gegaan.
Middlebury: Ja, en u kwam pas maandagmorgen uit Wales terug en ging rechtstreeks naar het chemisch lab voor uw werk. Daardoor kwam u pas 's avonds in uw woning terug. En op die avond lag Hawkins op de loer!
Hawkins: Tot dusver heb ik rustig naar al die onzin zitten luisteren, commissaris, maar uw bouwsel staat wel op een heel zwak fundament! Ik zal u zeggen hoe de zaak in elkaar zit. Er zijn twee daders: één die Mrs. Harington uit de weg ruimde en één die Miss Stevenson lichamelijk letsel toebracht. Bij Miss Stevenson ben ik geweest, ja, jazeker, maar niet om haar als getuige uit te schakelen, maar om een heel andere reden.
Miss Stevenson: En waarom dan wel?
Jabot: Wat betekent dat?
Middlebury: Dachten jullie nou heus dat ie dadelijk alles zou bekennen? Hij zal voor z'n leven vechten! Nou ja... breng 'm naar de cel, Jabot! (ze verlaten de kamer)
Miss Stevenson: U zult met dat canaille toch geen medelijden krijgen, commissaris?
Middlebury: Medelijden? Nee... maar begrijp me goed: ik kan eenvoudig niet elke moordenaar haten. Zolang ik 'm nog niet te pakken heb, o ja, dan wil ik dat onbekende roofdier liefst met m'n eigen handen wurgen. Maar soms, als zo'n mannetje dan eindelijk tegenover me zit, en als ik de hele voorgeschiedenis ken, dan begrijp ik... Ik begrijp hoe ie ertoe komen kon. En daarom is het misschien maar beter dat ik er nou mee stop. Nee nee! Nee nee nee, zegt u nou maar niets meer. 't Is helemaal niet zo kwaad om gepensioneerd te zijn en peterselie te telen.
Miss Stevenson: Ja maar, wat voor een reden kan die Hawkins gehad hebben om u in z'n krant in bescherming te nemen?
Middlebury: O, da's heel eenvoudig, Miss Stevenson, heel erg eenvoudig! Die jongen was bang voor Scotland Yard. Van mij verwachtte hij niet dat ik de zaak zou oplossen, en daarom moest IK die zaak verder behandelen. (schenkt in) Nou... proost, voor de laatste keer! (geluid van walging?)
Miss Stevenson: Voelt u zich niet goed, commissaris?
Middlebury: Ja!
Miss Stevenson: Kan ik iets voor u doen?
Middlebury: Niks kunt u... helemaal niks. De hinker is gepakt, 't spelletje is uit en ik heb nog één keertje mijn ..?.. Maar ik heb er een beroerde smaak van overgehouden!