Home / Hoorspel Plus / De spelleiding heeft… Kommer Kleijn / Van band tot hoogfrequentie

De spelleiding heeft… Kommer Kleijn

Een kwart eeuw hoorspel in Nederland. Gehoord en gezien door Rob Geraerds.

Uitgeversmaatschappij West-Friesland, Hoorn, juli 1954.

Hoofdstuk 14: Van band tot hoogfrequentie.

Hoe dikwijls vraagt de buitenstaander niet aan de radiospeler: "Wordt zo'n hoorspel nu rechtstreeks uitgezonden, of gaat dat op platen?"

Dat geen enkel hoorspel meer rechtstreeks uitgezonden wordt, sinds de Nedederlandse Radio Unie het technische gedeelte der uitzendingen geheel verzorgt, is de lezer al bekend. Maar evenmin worden de hoorspelen thans nog op platen vastgelegd; de techniek is alweer veel verder gekomen.

Aan de plaat zaten voor het opnemen van grote hoorspelen ernstige bezwaren vast. Om te beginnen is ze aan veel slijtage onderhevig; voorts kan op de plaat een fout nooit verbeterd worden.

Zodra dus (we wezen hier ook al op) Philips z’n 468 lanceerde, aanvaardde de omroep die gretig. Een band heeft het grote voordeel, dat er stukken uitgeknipt en bijgemonteerd kunnen worden. Maken de spelers een kleine fout, dan wachten ze eenvoudig even, herhalen de zin goed en gaan rustig door; de technicus knipt het foutieve gedeelte weg en plakt de band. Bovendien kon destijds (vóór de langspeelplaten er waren) op een band veel meer worden opgenomen dan op een plaat. De Philips-Miller-band. dus - waarbij voor de weergave gebruik werd gemaakt van de foto-elektrische cel, net als bij de geluidsfilmband - betekende een belangrijke vooruitgang.

Philips-Miller-band. Philips-Miller-band

Maar toch had ook deze band z’n gebreken nog. Hij kon maar éénmaal gebruikt worden en had daarna nog slechts archiefwaarde. Bovendien was elke las in de band hoorbaar, Dus speurden de technici ijverig verder. Toen verscheen uit Duitsland eensklaps de magnetofoon, een bandapparaat, waarvan de banden uitwisbaar waren, veel grotere montagemogelijkheden boden (daar de lassen niet meer hoorbaar waren) en een nog zuiverder weergave van het geluid garandeerden.

Men heeft het Philips-Miller-apparaat toen niet direct met dank voor de bewezen diensten terzijde geschoven. Men bleef het voor een deel der hoorspelen gebruiken, hetgeen mogelijk was, omdat het gesproken woord nu eenmaal geringere eisen aan de opname-apparatuur stelt dan de muziek en omdat veel hoorspelen toch bewaard worden voor heruitzendingen, zodat de band niet (dadelijk) opnieuw gebruikt hoeft te worden.

Maar toch besloot men op een gegeven moment resoluut, nog uitsluitend met de magnetofoon te werken. Zo worden dan thans alle hoorspelen - en dit is internationaal! - met dat apparaat opgenomen.

Wat op het gebied der geluidsmontage met de magnetofoon bereikt kan worden, grenst werkelijk aan het ongelooflijke. Niet alleen een woord kan verwijderd worden, maar zelfs een letter. En niet alleen kunnen ze verwijderd worden... ze kunnen ook worden veranderd of bijgevoegd, zonder dat de speler of spreker er verder aan te pas komt. De magnetofoon-technicus is een tovenaar met geluiden. Als men hem de tijd gunt, is hij zelfs in staat, een speech vóór.... laten we zeggen: geheelonthouding, te veranderen in een.... er tégen, zonder dat de spreker er iets van afweet. Dat deze bewering niet overdreven is, kunnen een paar voorbeelden aantonen:

Er zouden wedstrijden plaats vinden, waaraan werd deelgenomen door een honderdtal heren en één dame. De verbindende tekst voor de radio-uitzending van deze wedstrijden werd van te voren op de magnetofoon vastgelegd, om technische redenen en ook, omdat de spreker voor andere bezigheden naar het buitenland moest. Die spreker nu had geen moment rekening gehouden met het feit, dat die éne dame best eens zou kunnen winnen en dus had hij in zijn slotspeech gesproken van "de winnaar"…. Maar het toeval wilde, dat die ene dame werkelijk won en toen was er dus sprake van een "winnares"… Dat was echt een kolfje naar de hand van de technici. Ze gingen in de tekst snuffelen naar een "es"-klank. Dat viel nog niet mee, want lang niet elke "es"-klank bleek geschikt te zijn. Maar het woord "festival" leverde ten laatste het gezochte. De "es" werd gekopiëerd en achter "winnaar" in de band gemonteerd. Toen moest ook de "a" nog een tikje verkort - want de "a" van winnares klinkt iets korter dan die van winnaar - maar daar hadden de geluidsgoochelaars helemaal geen moeite mee.

Een nog frappanter voorbeeld: Ter gelegenheid van een herdenking wilde men een speechje hebben van de enige nog levende ooggetuige van eertijds. Toen men deze heer echter voor de microfoon haalde, bleek, dat hij stotterde... en niet weinig ook. Zoiets kon onmogelijk worden uitgezonden. Maar geen nood... Men liet de bejaarde "ooggetuige" praten en praten, tot men een flink stuk tekst van hem op de band had. En toen knipten, plakten en monteerden de technici net zo lang tot ze een keurig verhaaltje van een minuut of drie samengesteld hadden, dat in de uitzending een prima figuur sloeg.

Dat werkjes als de bovengenoemde tijdrovend en kostbaar zijn, ligt voor de hand. Maar natuurlijk zullen, wat speciaal liet hoorspel betreft, zelden ingrijpende wijzigingen nodig zijn. In tussen is het wel degelijk een groot voordeel, dat de regisseur voor een kleine verspreking niet meer hoeft te onderbreken. Een foutieve letter haalt de technicus er wel uit.... en twee door de speler verwisselde woorden zet hij wel weer op hun plaats.

We kunnen ons voorstellen, dat er lezers zijn, die verzuchten: Dat is dan wel erg "kunst in blik" geworden. Misschien hebben ze formeel gelijk, maar toch is het "inblikken" der hoorspelen artistiek volkomen verantwoord, omdat het geluid, dat de magnetofoonband aan de luisteraar doorgeeft, in geen enkel opzicht van het oorspronkelijke te onderscheiden is!

Wat de kwaliteit van het geluid betreft, biedt de magnetofoonband zelfs veel grotere mogelijkheden dan het hoorspel (het gesproken woord in het algemeen) behoeft. De muziek stelt hogere eisen aan de band; en zelfs aan die eisen voldoet de magnetofoon volledig... zo volledig, dat op het ogenblik de fabrikanten van grammofoonplaten hun originele opnamen eerst op magnetofoonband maken (waarop elke fout gecorrigeerd kan worden) en deze daarna van de band op de plaat overbrengen!

Dat de hoorspelacteur zich geheel op de microfoon instelt en dat het voor hem niet het minste verschil maakt, of hij zich rechtstreeks dan wel langs een omweg tot de luisteraars richt, constateerden we al eerder.

Er is trouwens in deze wereld zoveel techniek, dat een beetje meer of minder er werkelijk niet toe doet.

Over die techniek zal nog iets meer verteld moeten worden... hetgeen intussen de niet technisch aangelegde lezer niet hoeft te verontrusten. Natuurlijk, men kan eenvoudig naar de radio gaan zitten luisteren, elke dag opnieuw, zonder zich een moment te verdiepen in "het wonder". Maar dan zal er toch altijd wel eens een ogenblik komen, dat men zich afvraagt, hoe het toch feitelijk allemaal mogelijk is, wat men door de radio beleeft. Er hoeven geen formules aan te pas te komen, als we iets van dit alles gaan verklaren. Het kan op een eenvoudige wijze, zodat iedereen het begrijpt. Trouwens... de schrijver van dit boek heeft het ook begrepen... en toch beschouwt hij zichzelf als een technische analfabeet.

Maakte Philips gebruik van de foto-electrische cel, de magnetofoon berust op een geheel ander principe.

Bij de opname beweegt zich een plastic band, waarop een laag ijzeroxide is aangebracht (soms zijn plastic en ijzeroxide tot één geheel vermengd, maar meestal is dat niet het geval) met een bepaalde - internationaal geregelde - snelheid langs een kop met een smalle (15 tot 20 micron) spleet. Deze spleet wordt feitelijk gevormd door de polen van een electromagneetje. Het ijzeroxide op de band wordt dus beïnvloed door een wisselend magnetisch veld. Dit heeft tot gevolg, dat meerdere of mindere ophopingen van magnetisme op het ijzeroxide ontstaan.

Alles goed en wel, maar de microfoon in de studio neemt accoustische geluidstrillingen op... Waar komen dan opeens, die magnetische trillingen in de magnetofoonkop vandaan? Dat is gauw verteld.

De geluidstrillingen worden in de microfoon direct omgezet in elektrische trillingen. Daarmee werkt de omroep. Want met geluidstrillingen is niets te beginnen. Die zijn lui en gauw moe. Dat wil zeggen: ze zijn langzaam; en als ze een lange afstand moeten afleggen, worden ze aldoor zwakker. Elektrische trillingen daarentegen rennen opgewekt langs een draad en blijven over de langste afstanden zichzelf gelijk, als ze af en toe maar wat voedsel krijgen. Wanneer dus de elektrische trillingen uit de microfoon in de draad springen, worden ze eerst naar enkele versterkers geleid en vervolgens gaan ze naar de spoel, welke om de opnamekop van de magnetofoon gewikkeld is. Die opnamekop verandert ze op zijn beurt in magnetische trillingen.

En nu de uitzending. Opnieuw passeert de band zo’n zelfde kop - die nu echter niet, als bij de opname, op het eind van een versterkerreeks is aangesloten, maar, precies als de microfoon in de studio, op het begin van zo'n reeks. Ditmaal draagt de band de magnetische trillingen over aan de kop; door dit teweeg gebrachte variërend magnetisch veld ontstaan weer zwakke elektrische trillingen in de spoel, die ook om deze kop gewikkeld is. Op de bekende manier, namelijk met versterkers, worden die trillingen op verschillende niveau gebracht.

De band was dus inderdaad niet meer dan een tussenstation. De elektrische trillingen, welke uit de magnetofoon komen, zijn in wezen dezelfde, die in de studiomicrofoon werden gevormd.

En wat gebeurt er nu verder met deze trillingen? Ze worden door versterkers op lijnniveau gebracht - de sterkte, nodig om een koptelefoon te laten functioneren - en gaan nu via een telefoonlijn naar de hoofdregelkamer waar de eindcontrole plaats vindt van alle elektrische trillingen, die uit de studiogebouwen komen en naar de zender doorgestuurd moeten worden.

Ondanks het feit, dat alles wat hier binnenkomt weer over diverse versterkers gaat, is van werkelijke versterking toch vrijwel geen sprake. Alle trillingen worden op lijnniveau per telefoonlijn naar de zender gedirigeerd. Daar pas komt er grof elektrisch geschut aan te pas. Daar worden de trillingen ontelbare malen versterkt, zoveel malen, dat ze in staat zijn, de machtige constante draaggolf (de hoogfrequente energie, welke de zender uitstraalt) te beïnvloeden en deze precies volgens hun gedragingen in sterkte te doen variëren. Om het nog eens populair te herhalen: de constante hoogfrequente golf draagt de laagfrequente trillingen door de ether.

De snelheid der ethergolven is precies gelijk aan die van het licht, dus 300.000 km per seconde - de omtrek van de aarde is circa 40.000 km. Dus leggen ze bijvoorbeeld de afstand Hilversum - Groningen af in 1/1500ste seconde. Het is daarom volkomen verantwoord om te zeggen, dat alles wat uitgezonden wordt, overal terzelfdertijd wordt gehoord. De ethergolven zelf echter kan de mens onmogelijk horen.

Nemen we eens aan, dat een station uitzendt op een golflengte van 1500 meter Dan betekent dit - zo eenvoudig mogelijk gezegd - dat per seconde de zender een aantal energieschokken de lucht in zendt, gelijk aan die genoemde 300.000 km gedeeld door 1500 meter; dus 200.000. Dit is het aantal "perioden", dat per seconde uitgestraald wordt. Bij geringere golflengten is dit aantal natuurlijk nog veel groter. Het allerscherpste menselijke oor echter kan er niet meer dan 20.000 registreren. Het op de juiste golflengte afgestemde radiotoestel dient nu om de aan de hoogfrequente draaggolf toevertrouwde trillingen weer aan die golf te ontfutselen - ze dus weer binnen gehoorbereik te brengen. De luidspreker zet deze elektrische trillingen om in geluidstrillingen... dezelfde, die door de microfoon in de studio opgevangen werden, zij het dan meer of minder versterkt.

Het grote verschil in snelheid tussen geluids- en elektrische trillingen leidt tot merkwaardige dingen. Wanneer bijvoorbeeld een bespeling van het Carillon op de Dam door de radio wordt uitgezonden, hangt de microfoon vlak bij dat carillon. En dan zal de radioluisteraar, op welke afstand ook, die klanken eerder kunnen horen... dan de bewoners van het Damrak, helemaal afgescheiden van gunstige of ongunstige wind natuurlijk. Het geluid immers heeft voor elke kilometer drie seconden nodig. Wie dus een kleine 700 m, van het carillon af woont, hoort de klanken al volle twee seconden later dan de luisteraar, die ze praktisch op het moment van uitzending hoort.

Het carillon van het paleis op de Dam te Amsterdam. Het carillon van het paleis op de Dam te Amsterdam.

Keren we, na deze technische escapade in het luchtruim, terug naar de studio en de controlekamer, waar de basis wordt gelegd van wat als door een wonder tot de luisteraar komt. Een beetje technisch echter moeten we ook dan nog blijven. Want wel is besproken, wat er met de stem van de speler gebeurt, maar het is niet alléén deze stem, die via de controlekamer naar de magnetofoon wordt geleid. En dan is er ook nog het contact tussen controlekamer en studio, waar al verschillende malen op werd gewezen. De technicus zit niet voor niets achter zijn grote tafel met al die knoppen en schuiven te manoeuvreren.

Daarom mag een beknopt, systematisch overzicht van wat er aan deze kant van de magnetofoon allemaal gebeurt, evenmin ontbreken.

In de studio zijn enkele microfoons. Deze kunnen afzonderlijk, maar ook gezamenlijk, worden gebruikt. Elk der microfoons staat via een microfoonversterker in verbinding met een fader (een regelaar voor hard en zacht) op de controletafel. Op die controletafel bevinden zich voorts de draaitafels voor de geluidsplaten. Ook deze kunnen elk apart of getijktijdig worden ingezet en ook deze hebben elk een eigen fader. Tenslotte is er dan nog de fader voor de echokamer.

Met die reeks faders mengt de technicus dus de geluiden. Dit mengsel gaat naar een lijnversterker. En vandaar wordt het in twee richtingen geleid. In de eerste plaats gaat het via een luidsprekerversterker naar de luidspreker in de controlekamer zelf, zodat de daar aanwezigen het kunnen controleren. Natuurlijk kan men de luidspreker en zijn versterker missen als men koptelefoons gebruikt. Maar dat doet men tegenwoordig nog maar zelden.

Gedurende de repetities blijft het hierbij. Maar tijdens de opname wordt het mengsel in de tweede plaats naar de magnetofoon geleid.

Wat het contact tussen controlekamer en studio betreft: Men brengt het geluid der draaitafels via een apart kanaal naar de luidspreker in de studio, opdat de spelers liet geluidsdécor kunnen horen. Tevens is op de studioluidspreker rechtstreeks de microfoon van de regisseur aangesloten.

En hiermede is de technische tocht dan geheel ten einde. Er zijn tenslotte genoeg wetenschappelijke werkjes, die er meer over vertellen.

De formule ligt de schrijver van dit boek evenmin als de radiospelers. Wanneer ze zich zouden realiseren, wat er allemaal met hun stem, hun "instrument", gebeurt, zouden ze misschien niet meer in staat zijn, één woord goed te zeggen. Ze blijven daarom verre van de techniek en bemoeien zich alleen maar met de microfoon. Hun haat, vertwijfeling, hartstocht, liefde, weemoed gelden háár alleen... Soms is het, of ze haar omhelzen willen, wanneer ze zich naar haar toebuigen en zachte woorden fluisteren, terwijl ze hun arm langs haar uitstrekken... om in het manuscript te kunnen kijken... Dan weer lopen ze verontwaardigd een paar passen achterwaarts, weg van haar, om de zinnen luid naar haar toe te slingeren... Een volgend maal misschien spreken ze langs haar heen in onverschilligheid... Zij weten, dat ze hun woorden gretig indrinkt en elke nuance registreert. Ze lééft... al zegt ze nooit iets terug.

Ze leeft, de microfoon... en daarom is zij géén technisch ding... zoals al dat andere.