Home / Hoorspel Plus / De spelleiding heeft… Kommer Kleijn / De verteller ontplooit zich

De spelleiding heeft… Kommer Kleijn

Een kwart eeuw hoorspel in Nederland. Gehoord en gezien door Rob Geraerds.

Uitgeversmaatschappij West-Friesland, Hoorn, juli 1954.

Hoofdstuk 2: De verteller ontplooit zich.

Dr. A. van Oven, de directeur van de 5-jarige HBS in Dordrecht was zonder twijfel een verdienstelijk pedagoog; alleen kon men hem niet vrij pleiten van een zekere verstrooidheid, die zich onder meer uitte in het feit... dat hij zijn klas wel eens vergat. Wanneer dit gebeurde, dan bete kende het voor de klas, waar Kommer Kleijn in zat, een sensationeel hoogtepunt van de schooldag. Er werd onmiddellijk een wacht aangewezen - dat ging bij toerbeurt, want Dr. van Oven’s verstrooidheid was nogal van permanente aard - die op de trap een oogje in het zeil moest houden en de klas dadelijk waarschuwen, als de directeur zijn vergissing bemerkt had.

In de klas zelf sprong Kommer Kleijn op het schavotje van de leraar en begon dadelijk met klankrijke, welluidende stem een van die genre-stukjes voor te dragen, die destijds in elke feestartikelenwinkel verkrijgbaar waren. De jongens luisterden ademloos toe... wanneer er tenminste geen aanleiding was tot een bulderende lach. Want Kommer kón het... Verdikkie nog ‘an toe; als je toch zó kon voordragen - dachten de vrienden jaloers... En toneelspelen kon hij ook al. Hij werkte mee in de jeugd-toneelvereniging "Onder Vrienden" en z’n naam was zelfs al een keer in het Dordrechtsch Nieuwsblad genoemd... Kommer Kleijn was getapt onder de jongens. Altijd gezellig, altijd goed gehumeurd, nooit zwaar op de hand... Behalve natuurlijk die eerste tijd nadat zijn vader gestorven was, het jaar tevoren... Nou ja, geen wonder.... Maar hij was weer betrekkelijk gauw de oude geworden... En kijk hem daar nu ‘es staan!

Kommer Kleijn was klaar. Met een breed gebaar onderstreepte hij het slot. Een oorverdovend gejuich brak los, dat echter dadelijk verstomde, toen Kommer de hand ophief. ’t Was helemaal niet nodig, dat ze in de klas er naast die herrie hoorden en bovendien wilden de vrienden misschien nog wel een stukje.

Dat wilden ze zeker... maar ze kregen de kans niet. De deur vloog open en de wachtpost stormde naar binnen: "De baas!"

Binnen enkele seconden zat Kommer Kleijn op z’n plaats en was de klas het toonbeeld van die rust, waar dr. Van Oven zozeer op gesteld was... Prettig toch, dat zulke jongens wat voor zichzelf gingen werken, als je ze eens een keer vergat, Dr. Van Oven gromde tevreden, toen hij het schavotje betrad... Was hij door de Muzen gezegend geweest, dan zou hij zeker een trilling hebben gevoeld op diezelfde planken, waar Kommer Kleijn zich zojuist dramatisch gemanifesteerd had. Maar dr. Van Oven was wiskundeleraar en met de Muzen had hij geen contact.

Voordragen... Toneelspelen... Van wie had Kommer Kleijn dat eigenlijk? Kort en bondig: van niemand. Hij was de eerste in de familie, die er zich toe aangetrokken voelde. Niet, dat z’n ouders het toneel vijandig gezind waren, maar ze hadden er zelf geen aanleg voor. Wel waren z’n vader en z’n broer muzikaal. Zijn vader speelde viool en heel goed zelfs; zijn broer speelde viool en piano. Kommer echter voelde er weinig voor, muziek te studeren. En zijn ouders legden zich er bij neer, dat hij liever wat aan woordkunst deed.

Van niemand heeft Kommer Kleijn de fakkel dus ontvangen... en hij heeft hem ook aan niemand doorgegeven. Zijn zoon is mijnbouwkundig ingenieur aan het andere eind van de wereld. En zijn dochter wijdt zich uitsluitend aan haar huishouding en haar kinderen... Maar met deze mededelingen lopen we vooruit op het verhaal. Toen Kommer vijftien was en in de tweede klas van de HBS, zat, was er nog geen sprake van het doorgeven van fakkels en dergelijke dingen. Er was alleen maar sprake van een beetje komedie-spelen voor de gezelligheid. Want geen haar op Kommer Kleijn hoofd dacht toen aan beroepstoneel. Hij wilde naar zee!

Van de bok naar de stuurhut. Vijf jaar van een jongens-leven zijn meer dan voldoende om een dergelijke reuzen-zwaai aanvaardbaar te maken. Niet, dat hij zijn oude liefde, het paard, had verloochend, maar er was een nieuwe en nog sterkere liefde bijgekomen. Het dek van een schip leek hem nu toch geschikter om een leven lang op door de wereld te gaan, dan een paardenrug... Men zegt wel eens, dat alle jongens, die het water grondig leren kennen, vroeg of laat naar de zee gaan verlangen, maar dat de meesten tenslotte toch een andere richting kiezen. Aan Kommer Kleijn, die in zijn geboortestad Dordrecht urenlang kon staan kijken naar de vele schepen, heeft het intussen zeker niet gelegen, dat het uiteindelijk de planken van het toneel en niet van een scheepsdek geworden zijn.

Kommer’s zestiende levensjaar was er een vol schokkende gebeurtenissen, die zijn toekomst volledig bepaalden.

Het begon met een advertentie in de Dordrechtsche Courant, waarin een meisjesclub je enkele mannelijke leden vroeg, om gezamenlijk toneelvoorstellingen te geven. Dat was net iets voor Kommer, die artistiek al een beetje te robuust was geworden voor het bescheiden jeugdgroepje. En het was... dit tussen haakjes... ook iets voor Evert van Dijk, die toen nog aan geen stuurknuppel en geen transatlantische vluchten dacht.

De meisjes bleken leerlingen van de Meisjes-HBS te zijn; en omdat de jongens, die "reflecteerden", leerlingen van de vijfjarige waren, harmonieerde het al gauw, zo goed zelfs, dat Kommer Kleijn besloot, een nieuwe toneelclub op te richten, die zich zou specialiseren op het geven van weldadigheidsvoorstellingen. Kommer organiseerde de zaak in sneltreintempo en spoedig kon hij het nieuwe "TONEGIDO" aan het publiek voorstellen. Regelmatig gaf deze club nu haar voorstellingen, die de aandacht trokken van de plaatselijke pers en waarin Kommer Kleijn spoedig de ster was.

Kommer is deze toneelclub lang trouw gebleven, ook nog nadat hij Dordrecht had verlaten om aan de Amsterdamse Toneelschool zijn toneelloopbaan definitief voor te bereiden. En daar was misschien wel een reden voor, die met de dramatische kunst niets te maken had. Want een van de vrouwelijke leden van de club was Mien.

Mien woonde in de Voorstraat, de drukke winkelstraat van Dordrecht. Kommer kende haar al lang; ze was van zijn eigen leeftijd; één jaartje jonger, om precies te zijn. Maar als je tien bent, zijn de meisjes nog lucht voor je. Dat wordt pas anders als je dertien bent en naar de HBS gaat. En helemaal anders wordt het, als je een paar jaar later je eigen toneelclub hebt en regelmatig met meisjes samenspeelt. Inderdaad, de mensen hebben wel gelijk, als ze zeggen dat de verleiding aan het toneel groot is...

Voor Kommer Kleijn tenminste betekende het samenspelen met Mien, dat hij al gauw tot over zijn oren verliefd werd. En omdat Mien Kommer ook graag mocht, waren er geen problemen. Dat was in 1910. Nu viert Kommer Kleijn zijn vijfentwintig jarig radio-jubileum... en Mien viert het met hem mee... als moeder en grootmoeder tevens... op wie ongetwijfeld de spreuk slaat, die aan de wand van Kommer’s huiskamer hangt:

Het Beste Stuck Van 't Huijs-Bedrijf

Dat Is een Goed en Hantsaem Wijf.

En toch heeft het geen haartje gescheeld, of het was helemaal anders gelopen.

Een andere beslissende gebeurtenis in dit jaar was van heel wat minder prettige aard. Na de derde klas zou Kommer Kleijn de HBS verlaten om toelatingsexamen te doen voor de Zeevaartschool in Amsterdam. Zo was besloten en zo gebeurde het ook. De beide dagen van het examen verliepen boven verwachting goed, Kommer zou zeker slagen. Maar toen geschiedde op de derde dag het onverwachte, het nooit vermoede, dat een leven plotseling een totaal andere richting gaf: bij de keuring werd geconstateerd, dat Kommer Kleijn ten dele kleurenblind was. Wel kon hij de primaire kleuren onderscheiden, maar tussen een aantal oranje lichtjes kon hij een enkel rood niet herkennen... Van zo’n kleinigheid zou hij als koetsier geen last hebben gehad, maar in dit geval werd het gebrek hem niet vergeven.

Daar stond Kommer Kleijn. Weg de zee, weg alles waar jarenlang op was gebouwd. Weg intussen ook de HBS, want daar ging hij natuurlijk niet weer naar toe. En toen kwam in het leven van Kommer Kleijn, als in dat van zovele jongens, het kantoor. Zijn kantoor was dat van een bekende assuradeursfirma aan de Groenmarkt. Als hij dan geen schepen mocht bevaren, zou hij ze tenminste verzekeren. Maar dat verzekeren lag hem toch niet erg.

Zo concentreerde hij zich helemaal op de verstrooiing, die de toneelclub hem bracht. De eindeloos lange kantoordagen, met hun staten... verklaringen... aanhangsels... vergat hij ’s avonds op de repetities... Dáár kon je je helemaal geven, daar kon je je concentreren... daar kon je wat zijn, wat tot stand brengen...

Toneelspelen... Zou dat misschien?

Het ogenblik van de laatste beslissende gebeurtenis was genomen.

Op een avond ging Kommer Kleijn naar de schouwburg. Het zou de eerste echte toneelvoorstelling zijn, die hij ging zien. Louis de Vries speelde Pancras Duif in "Schakels" van Herman Heijermans.

Gebiologeerd zat Kommer naar het toneel te kijken... Dat was iets geweldigs... Dat was een sensatie... dat was... Dat wilde hij ook! Opeens wist hij het. Als hij dan niet kon varen, dan wilde hij naar liet toneel.

Hij wilde. Maar wat zouden ze er thuis van zeggen? En hoe zou Mien er over denken - om van haar ouders maar te wijgen? Het werd een gevecht... dat hij bij moeder eerder won dan bij z’n meisje. Dat laatste was natuurlijk wel verveend, maar ja, er waren tenslotte meer meisjes en... "er lag u een grote toekomst voor hem""… Dat wil zeggen: hoe wam hij feitelijk aan het toneel? Dat was een nieuw proleem. Top Naeff, de bekende schrijfster en toneelrecensente, die in de Dordrechtsche Courant schreef, werd aangeklampt. Zij was zeer bevriend met Willem Royaards, een van de beide grote toneelleiders; en ze beloofde Kommer de zaak met haar vriend te zullen overleggen.

Top Naeff heeft woord gehouden. En liet advies van Royaards luidde: "De stap heel goed overwegen... en dan nog eens overwegen... en dan nog eens... en als het dan beslist moest: naar de Toneelschool."

Voor de Toneelschool was echter een toelatingsexamen vereist. En zou Kommer daarvoor slagen? Aan Amsterdam had hij geen al te beste herinneringen na het examen voor de Zee-vaartschool. Maar hij slaagde.

En toen bleef hem niets anders over dan Mien een afscheidsbrief te schrijven, waarin hij zei, dat het hem natuurlijk erg speet, maar "dat hij zijn leven nu zoveel rijker zou kunnen maken"… en dat het dus maar uit moest zijn. Dat en nog veel meer schreef dezelfde Kommer Kleijn, die zijn hart altijd liet domineren...

Of was het toch weer zijn hart, dat de doorslag gaf? ’t Lijkt wel waarschijnlijk, want een verstandsmens is Kommer Kleijn ook in zijn kunst nooit geworden... En dat er in een hart voor twee liefdes plaats kan zijn, voor de kunst en voor de vrouw, dat wist hij toen nog niet.

Hij was ook nog maar nauwelijks achttien, toen hij in 1911 z’n geboortestad verliet om de weg te volgen, die het lot hem het afgelopen jaar zó duidelijk gewezen had, dat er geen twijfel mogelijk was.